buik en Lantaarntje. Grote scholen voorntjes langs de rand van de waterplanten." Na een periode van kwakkelen met de water kwaliteit waarbij blauwalg regelmatig de kop op stak, grofweg 1998-2005, werd de waterkwaliteit ook in de nazomer weer beter, daarbuiten was die doorgaans al goed. De periode met aanwezigheid van blauwalg wordt steeds korter. Ook of juist in droge j aren blij kt er minder blauwalg op te treden, of het nu warm is of niet. Nadat er vanaf circa 1995 een sterke afname was van onderwaterplanten door troebel water met algen, gaat het nu weer de andere kant uit. Met name van 2008 naar 2009 was er een omslag punt. Grote oppervlakten ondiep water raken weer begroeid met ondergedoken waterplanten. In 2009 moest de vaarroute vanuit Oude Tonge in de zomer voortdurend geschoond worden van waterplanten om deze bevaarbaar te houden. Een belangrijke bron van de overmaat aan voe dingstoffen waardoor blauwalg kan ontstaan, vormen de riviertjes Din tel en Vliet waarmee het westelijk deel van Noord-Brabant afwatert op het Volkerak. Mogelijk dat er langzamerhand toch enig resultaat geboekt is in het verminderen van de uitgespoelde voedingstoffen van de vele var- kensmest op de Brabantse akkers. Boeren moe ten tegenwoordig een mest- of mineralenbalans bijhouden, waaruit blijkt dat de op het land ge brachte meststoffen een evenwichtige verhou ding hebben met wat er door het gewas wordt op genomen. Ook de toepassing van akkerranden en spuitvrije zones die uitspoeling tegengaan zou in dat opzicht een bijdrage geleverd kunnen heb ben. Toekomst De oplossing voor de waterkwaliteitsverbete ring met uitwisseling van zout water is duur, le vert problemen op met zoetwatervoorziening en zal overlast niet helemaal oplossen. Overmatige ontwikkeling van Zeesla kan in luwe hoeken tot veel (stank)overlast leiden. Het idee dat mosse len en oesters door de aanwezige voedingstoffen hier goed zullen gedijen zou lelijk kunnen tegen vallen, wanneer we zien dat in de veel minder voedselrijke Grevelingen naar de bodem zak kende pakketten met Zeesla daar in warme pe rioden met weinig wind tot sterfte van de oesters leidt. In opdracht van Natuurmonumenten schetste een bureau een toekomstbeeld voor een zout meer met allerlei vormen van (verblijfs)recreatie, woningbouw en schelpdierteelt. Dit soort plan nen die de zoute optie ook voor andere groepen aantrekkelijk moet maken, doet weinig hoop koesteren op een vogelrijk Krammer-Volkerak na de geplande ingrepen. Of het er dan nog regel matig zwart zal zien van de vogels is hoogst twij felachtig. De hoofdfunctie van het Krammer-Volkerak is in eerste instantie een doorvaarroute voor de scheepvaart. De ondiepe gebieden daarbuiten zij n van belang voor de natuur. Deze gebieden zijn veelal moeilijk toegankelijk en nog heerlijk rus tig. Meer recreatie levert hier verstoring op die ten koste zal gaan van de vogels. Pak daarbij de be loofde ruimte aan mossel- en oesterkwekers en je weet dat er een basis is gelegd voor conflicten waarbij de natuur fors zal moeten inleveren. Met verdere sanering van Dintel en Vliet (scho ner water uit West-Brabant) en eventueel een klein beetje doorspoeling met water uit het Hol lands Diep, zou je vermoedelijk al een heel eind komen. Watergebrek voor doorspoeling tijdens warme droge zomers blijkt niet van belang te zijn, omdat er dan ook minder uitgespoelde meststof fen in het meer terecht komen. 52

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2010 | | pagina 14