polder en heeft een zeer gevarieerde begroeiing met eiken, berken en wilgen, veel kruiden maar ook heide en dat is heel bijzonder voor een duin gebied. Het verhaal gaat dat de heide hier geko men is door het zaad in de camouflagenetten van het Duitse leger. De soort die me hi^r het best is bijgebleven is de Granietuil, een prachtig uiltje met een zwarte en witte tekening op een rood bruine ondergrond. De vlinder komt alleen voor waar heide groeit. Sommige vlindersoorten bijvoorbeeld het Rood weeskind komen niet of minder vaak op licht maar wel op smeer. Smeer wordt gemaakt van stroop, suiker, banaan en likeur. Met dit mengsel worden bomen en paaltjes ingesmeerd en vervolgens komen nachtvlinders hierop foera- geren. Met een zaklamp zijn ze vanaf de scheme ring te bekijken. Op 20 augustus 2010 ben ik met een grote smeertocht mee geweest. We hebben de vlinders op tientallen bomen en paaltjes langs de Zeepeduinen, de Strandweg, de Torenweg, het Vliegveld en Biesterveld bekeken. Een unieke belevenis. Mijn drie zeer ervaren metgezellen waren uitgerust met een lampje op hun voor hoofd, zo kun je schrijven en kijken tegelijk. Onder elkaar spreken ze Latijn. Onderzoek op Schouwen-Duiveland Op Schouwen-Duiveland wordt gedurende zes jaar op vaste locaties onderzoek gedaan: Schud- debeurs, Ouwerkerk (krekengebied en Salvator- hoeve), Sirjansland (Dijkwater en Dillingweg), Oosterland (Maire), Dreischor (Rana natuur park) Zonnemaire (Dijkhuisjes), Zierikzee, Brouwerhaven, Scharendijke, Moriaanshoofd (Prunje,Flaauwers), Serooskerke (Schelphoek), Haamstede (Slotbos), Haamstede (Gadrabos), Nieuw-Haamstede (Strandweg en Vliegveld)De bedoeling is dat per locatie systematisch, van maart tot en met november, minimaal tweeweke lijks een nacht wordt gevangen waarbij niet alleen de soorten maar ook de aantallen moeten worden genoteerd. Zo ontstaat een redelijk beeld van de soortenrijkdom en van de populatiegrootte per soort. Het systematische onderzoek met lichtbak ken op Schouwen-Duiveland wordt gedaan door vrijwilliger Hans de Bruijn vanuit Ouwerkerk en projectleider Anton Baaijens vanuit Oost-Sou burg. Een aantal mensen geeft losse waarnemin gen door. Voor de Kop van Schouwen dienen waarnemin gen uit de jaren '60, door W.J. Boer Leffef gebun deld als vergelijkingsmateriaal.De reeks waarne mingen startte met een werkkamp van biologiestudenten die in juni 1960 tien dagen lang veldwerk deden. Zij verbleven in de fruitschuur van J.RC. Boot waar Boer Leffef, die als entomo loog bij het Rijksinstituut voor Natuurbeheer werkte, een lichtvangavond organiseerde. De re sultaten waren zo interessant dat het R.I.N. be sloot om systematisch onderzoek te gaan doen. In 1961 en 1962 hebben de "zelfwerkende lichtvang- apparaten" ofweP'moth traps" vrijwel elke avond aangestaan. De vallen werden elke morgen ge leegd door de heren A.M. van der Weel die bij de dienst Domeinen werkte, J.RC.Boot, fruitkweker te Burgh en G. de Beer, onderwijzer te Haamste de. De methode die toegepast werd vinden we nu niet meer acceptabel: de gevangen vlinders wer den gedood, ingepakt en ter determinatie naar Boer Leffef opgestuurd. J.P.C. Boot is daarna op eigen initiatief tot ver in de jaren '70 doorgegaan met het onderzoek. Alle gegevens zijn in 1977 door Boer Leffef bij elkaar gezet. De soortenlijst van Boer Leffef waar Boot een groot aandeel in heeft gehad, is voor het huidige onderzoek een be langrijk ijkpunt. Ik heb alle soorten die toen ge zien zijn in mijn veldgids aangetekend, het is heel spannend om te zien of de soorten van veertig a vijftig jaar geleden nog steeds voorkomen. 46 Karmozijnrood weeskind een zeldzame soort, hier gefo tografeerd op "smeer". Weeskind verwijst naar de kleu ren van de kleding van kinderen uit weeshuizen. Foto:Anton Baaijens.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2010 | | pagina 8