quentie vaak nog toe. Menig kastbezetter belde in zijn enthousiasme spontaan naar de 'kerkuul- man""er zijn uilen in de kastKom je kijken? En hup, daar ging Rinus weer.Als er jongen kwa men vroeg hij vaak om toestemming om deze te laten ringen. Een aantal oudere Zfceuwse ringers als en wijlen Gerard Slob en Dolf Schaap, waren zo goed om zich na een verzoek van Rinus richting Schouwen-Duiveland te spoeden. Later verkreeg Rinus zelf een ringvergunning en deed hij het ringwerk zelf. Verderop in dit artikel laten we iets zien van de boeiende resultaten van al dit ring werk. Niet bijgehouden is hoeveel uren Rinus, Jos van Felius, Simon Hart en Vincent Krans in totaal bezig zijn geweest met vervaardigen, plaatsen en controleren van kasten. Dat het er ettelijke hon derden zijn,is duidelijk. Wat een karwei! Plaatsen en controleren van kerkuilkasten is niet altijd zonder risico's. Het vervelendste wat Rinus overkomen is, was de val van een kennelijk wat verrot hooizolderdak. Samen met compaan Van Felius was Rinus aan het werk op deze zolder, toen hij er plots doorzakte en een aantal meters lager op de grond terecht kwam. Als bij wonder kwam Van't Hof er met wat schrammen en een ka potte bril van af. Ook minder aangenaam was het openen van een Kerkuilkast waar een nest nogal agressief re agerende hommels bleek te zitten. Dat leverde wel wat steken op Verder kunt u zich de situaties met wiebelende ladders, plots uit de kast vliegende en het hoofd van de uilenman schampende vogels en andere netelige situaties vast wel voorstellen. Reden te meer om het doorzettingsvermogen van Rinus en de anderen te bewonderen! Ontwikkeling van aantal nestkasten en de broed- populatie sinds 1987 De snelle toename van het aantal beschikbare kerkuilkasten op Schouwen-Duiveland is terug te vinden in figuur 1. In de eerste jaren van het pro ject steeg het aantal kasten al behoorlijk: van 3 in 1987 naar 24 in 1991. Dankzij de hulp van de SLZ nam het aantal beschikbare kasten in 1992 in één klap met 20 stuks toe tot 44 en daarna werden vrij - wel elk jaar enkele kasten bijgeplaatst. In 2006 werd een piek van 72 beschikbare kasten bereikt. Momenteel wordt nog slechts op een enkel nieuw adres een kast geplaatst. Soms wordt een oude kast op een bestaand adres vervangen (niet zicht baar in de grafiek) en op enkele locaties zijn de kasten weer verdwenen, bij voorbeeld door de sloop van een schuur. In het voorjaar van 2010 waren 69 kerkuilkasten beschikbaar; een respec tabel aantal! De ontwikkeling van het aantal broedparen op het eiland in de periode 1985-2010 is ronduit posi tief. Na een moeizaam begin, waarbij de strenge winters van 1985-1987 een rol speelden, werd de vijf-paren grens overschreden in 1992, terwijl in 1996 voor het eerst meer dan 10 paren werden ge teld. Na een terugval in 1997 werd een stijging in gezet met een eerste piek van meer dan 15 paren in 2001 en voor het eerst meer dan 20 paren in 2004. Het beste jaar voor de Kerkuil sinds de start van het project was 2008, toen liefst 25 broedparen werden geteld. De koudere winters van 2008/09 en 2009/10 -waarschijnlijk in combinatie met een magere veldmuis-populatie -hadden vervolgens een negatieve impact, maar 12 paren in een dal jaar is helemaal nog zo slecht niet. Anderzijds dient gesteld dat die geschatte 100 paren van de vooroorlogse j aren nog ver weg zijn, maar het lijkt niet reëel om dat getal in het Schouwen-Duive land van de 21ste eeuw na te streven Het aandeel van Schouwen-Duiveland in de Zeeuwse populatie bedraagt sinds begin j aren ne gentig circa 15 tot 25 procent en vertoont geen dui delijke stijging. Ook elders in de provincie zijn na melijk flink wat kasten geplaatst en vertoont het aantal vastgestelde broedgevallen een stijgende lijn. Sinds 2001 ligt het totaal aantal in Zeeland broedende paren veelal boven de 100, met een piek van 146 paren in 2007. Figuur 2 maakt in één oogopslag duidelijk dat de geplaatste nestkasten van groot belang zijn voor de opkomst van de Kerkuil. Sinds 1992 broedt jaarlijks 67 tot 100 procent van de opge spoorde Schouwse Kerkuilen in de speciaal voor hen vervaardigde kasten. Dat wil niet zeggen dat alle kasten bezet zijn: gemiddeld werd in de perio de 1985-2010jaarlijks in 16 van de beschikbare nestkasten gebroed. Op zes locaties werd in meer dan 10 jaren gebroed. Van de beste vier plekken werd respectievelijk 14 jaar (2 locaties), 15 jaar en 100

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2010 | | pagina 22