Waar en wat wordt er gegeten?
Een groot deel van de Schouwse Kerkuilen foe-
rageert voornamelijk in agrarisch gebied. Rinus
van 't Hof heeft geregeld foeragerende vogels ge
observeerd (hetgeen in het donker nog niet zo
simpel is) en maakte daaruit op dat de vogels tot 2
3 kilometer van de broedplaats vliegen en daarbij
vaak lijnvormige landschapselementen als oevers
van watergangen, wegbermen en faunaranden
langs akker volgen. Dat sluit goed aan bij diverse
studies in West-Europa, die bosranden en stroken
grasland langs akkers en wegen als favoriete foe-
rageerplaats duiden, terwijl nauwelijks boven het
vaak veel grotere oppervlak aan reguliere akker
grond gejaagd wordt. Wel valt op dat de gemiddel
de omtrek van het j achtterritorium op Schouwen-
Duiveland wat boven het gemiddelde voor
West-Europa lijkt te liggen. Dat kan wijzen op
matige aantallen prooidieren, waardoor een wat
groter j achtveld bestreken moet worden. Het pre
cieze belang van de faunaranden op Schouwen-
Duiveland verdient nader onderzoek. Het ver
dient ook aanbeveling om bij de aanstaande
herinrichting van faunaranden rekening te hou
den met de noden van de Kerkuil. In het winter
halfjaar jagen Kerkuilen vaak dichter bij huis.
Veruit de meeste plaatsen in West-Europa waar
onderzoek naar de prooikeuze van Kerkuilen is
gedaan wijzen uit dat de relatief talrijk in een regio
aanwezige muizen en spitsmuizen het grootste
deel van het voedselspectrum uitmaken. Verder is
er een logische voorkeur voor prooidieren die
vaak bovengronds in niet te hoge vegetatie rond
lopen, zodat Kerkuilen ze kunnen opsporen en
bemachtigen. Bij voorkeur worden grotere mui
zen gevangen. In energetische termen: het is
"goedkoper om eenmaal een flinke prooi te van
gen dan tweemaal een kleine. Een flinke woel-
muis of een jonge rat is voor de meeste Kerkuilen
al wel de limiet.
Op Schouwen-Duiveland heeft Rinus van 't
Hof jarenlang braakballen van Kerkuilen verza
meld voor onderzoek door zoogdierkenner Jan
Piet Bekker. Hieruit is een bijzondere reeks gege
vens ontstaan met informatie over kleine zoog
dieren, die vanwege de beperkte actieradius van
Kerkuilen goed aan landschapselementen in de
omgeving van de nestlocaties is te koppelen.
Omdat muizenpopulaties van jaar tot jaar sterk
kunnen schommelen, doen zich ook veel ver-
S£
schuivingen voor in het prooiaanbod en de sa
menstelling van de braakballen. Het onderzoek
gaat over een lange periode, zodat er heel wat te
vertellen valt over het populatieverloop en de
verspreiding van de muizen op Schouwen-Duive
land. Jan Piet B ekker is van plan hierover een arti
kel in de Sterna te schrijven.
Om een indruk te geven van wat de Kerkuilen
op Schouwen-Duiveland zoal eten, is hier een ge
deelte van de gegevens van de braakbalanalyse
uit 2006 weergegeven (Figuur 5). Het is een ge
middelde, zodat de samenstelling van het Kerk-
uildieet per locatie hiervan sterk kan afwijken.
De meest gevangen soorten zijn: Veldmuis
(40 Huisspitsmuis (27 Noordse Woelmuis
(9%), Bosmuis (9%), Gewone Bosspitsmuis
(8%) en Dwergspitsmuis 4%. Van de Dwergspits
muis werden op de meeste locaties slechts 1 of en
kele exemplaren vastgesteld, maar één paar bleek
liefst 73 exemplaren geconsumeerd te hebben.
Verschillende paren nabij de duinrand bleken
exemplaren van de pas sinds 1994 in de Westhoek
voorkomende Rosse Woelmuis bemachtigd te
hebben. De kans is groot dat deze soort de ko
mende tijd een belangrijker deel van het menu
gaat uitmaken. Kikkers en vogels zijn bijzonder
schaars in de Schouwse kerkuil-braakballen. Wel
103
Tekening: Kees de Kraker.