greppels groeiden elzen, waar men takkenbossen
('musteriks') van maakte voor de bakkersovens.
Na een aantal jaren grasland met koeien, werd op
de haaimeet een paar jaren rogge of boekweit ver
bouwd. Dat ging zo eeuwen door.
De bevolkingsdruk in de negentiende eeuw
vroeg om een intensiever gebruik van de grond op
Goeree en dat leidde tot twee ontwikkelingen.
Om dichter bij het grondwater te kunnen verbou
wen, ging men er toe over in 'winterwerk' de haai
meet met een halve meter tot wel negentig centi
meter te verlagen en het zand op de oude schurve-
ling te brengen. Deze zandwal werd wel drie
meter hoog en tot tien meter breed. Omstreeks
1920 plantte men er dennen op om het zand vast te
leggen. Op het geïsoleerde Goeree was er geen
andere oplossing mogelijk, elders zou het zand al
lemaal verkocht zijn voor wegenaanleg en stads
uitbreiding. De zandwal heette een 'hoagte', en
het uitgegraven land een 'mienege', afgeleid van
Oude kaart door N. Cruquius (1733)
schurveling
Een zandwal met daarin een schurveling geprojecteerd. Veel schurvelingen zijn onder de zandwallen verdwenen.
Afbeelding uit archief Sterna.
2