Het Zweedse dwerggansproject
Nadat rond 1980 de Dwerggans als broedvogel nagenoeg was verdwenen uit Scandinavisch Lapland,
kwamen de Zweden tot een revolutionair initiatief. Uitgaande van het gegeven dat ganzen terugke
ren naar de plek waar ze begonnen te vliegen, kwam een groep Zweden rond wijlen Lambart von
Essen op het idee een poging te doen de Dwergganzen terug te brengen in Lapland. Men weet het ver
dwijnen van de Dwerggans uit Lapland aan het grote afschot in het winterkwartier langs de Zwarte
Zeekust, met name in Bulgarije en Griekenland. Ze vatten het plan op de nieuw te introduceren vo
gels een imprint te geven voor een andere trekroute en winterkwartier en wel gericht op de veilig(er)
geachte kusten rond de Noordzee, met name in Nederland. Hiertoe gebruikten ze Brandganzen als
foster-parents. Men liet in Zuid-Zweden dwergganseieren uitbroeden door Brandganzen. De kui
kens met oudervogels gingen kort voor het vliegvlug worden naar Svaipa, de streek in Lapland waar
voorheen Dwergganzen plachten te broeden. Daarvandaan trokken de Brandganzen naar Neder
land zoals ze altijd al deden. Hun pleegnakomelingen volgden. In mei teruggekeerd in Zweden ble
ven de Brandganzen in het zuiden en gingen de Dwergganzen door naar Svaipa. De Zweden hadden
succes en in de loop van de jaren ontwikkelde zich in Svaipa een zelfstandige populatie Dwergganzen
die inderdaad de winter in Nederland doorbrengt.
Vanaf de eerste helft van de jaren tachtig van de vorige eeuw nam het aantal waarnemingen van
Dwergganzen hier opvallend toe. Oudere lezers van dit tijdschrift zullen zich Lambart von Essen
kunnen herinneren die winter na winter in de Delta rondzwierf op zoek naar zijn ganzen. Daarbij ging
het in de eerste jaren om solitaire vogels tussen de Brandganzen,maar later om onafhankelijke club
jes. De Anjumerkolken,het Oude Land van Strijen in de Hoeksche Waard en de Vereenigde Harger-
en Pettemerpolder bij Petten in Noord-Holland ontpopten zich geleidelijk als vrijwel de exclusieve
winterkwartieren in Nederland. Om diverse redenen stopten de Zweden in 1999 met de populatie aan
te vullen. In 2010 hervatten ze de suppletie van het bestand dat nu 80-100 vogels omvat. De Finnen wil
len nu ook de Zweedse methode gaan toepassen en het ziet er naar uit dat ook de Noren hierover gaan
denken. Deze verzetten zich aanvankelijk hevig, maar van hun oorspronkelijk originele populatie in
Finnmarken resteren nu nog slechts enkele paren. Bij de vogels die jaarlijks naar Nederland komen
bevindt zich een exemplaar dat de Zweden in 1995 naar Lapland brachten en dus 15 jaar oud is.
len. De 's Gravendeelse broers benadrukten dan
ook dat hun aantallen minima zijn en dat het vaak
uren zoeken vergde om tot een betrouwbare tel
ling te komen.
Op 29 november begon het te vriezen en volgde
een winter die ruwweg twee maanden voortduur
de, een winter met veel sneeuw en ook eentje
waarin het moeilijk, zo niet onmogelijk, werd te
traceren hoe het de hier te lande verblijvende
Dwergganzen verging. De groepen splitsten zich
op tot kleinere clubs die soms een paar dagen op
ongewone plekken pleisterden (o.a. Burghsluis
en Nieuw-Lekkerland), maar meestal onopge
merkt bleven. Opnieuw zag het er naar uit dat
clubjes op en neer pendelden tussen Strijen en
Petten. Maar dagen gingen voorbij zonder dat er
in het Oude Land ganzen waren te bekennen, laat
staan Dwergganzen, dagen waarop ze dan trou
wens nergens in het land werden gemeld. Dat gaf
zorg dat ze misschien afgezakt waren naar Frank
rijk, waar ze de kans lopen vuurpelotons het
hoofd te moeten bieden. De eerste drie weken van
januari kwam er een melding van maximaal 36
stuks inhetOude Land(10januari)en 14in Petten
(16 januari). Vanaf 26 januari stegen de aantallen,
met op 5 februari 45 in het Oude Land en 32 bij
Petten. Daarna stroomde Petten verder vol met
als maximum 86 vogels op 6 maart. Op 12 maart
was er nog een exemplaar bij Strijen en werden er
3 gesignaleerd bij Anjum. De laatste melding was
7 stuks bij Petten op 20 maart.
Natura 2000
Evenals in maart 2010 was Petten ongetwijfeld
ook in 2011 de voorverzamelplaats voor aanvang
van de voorj aarstrekHet lij kt erop dat Anj um die
functie heeft prijsgegeven, waarbij het er verder
naar uitziet dat voor de najaarstrekkers de ver
blijfsduur op de Anjumse locatie korter wordt.
Speelt een rol dat op deze pleisterplaats, bij de
buurtschap Tibma, nauwelijks sprake is van de
aanwezigheid van 'hobbelig' graslandEr van uit-
39