(Dag)vlinders in 2011 Kees de Kraker Het afgelopen jaar was wat weersomstandigheden betreft er een van uitersten en dat pakt voor vlinders vaak minder gunstig uit. Met name de koele, winderige en verregende zomer liet na een extreem droog voorjaar maar heel weinig vlinders zien. Campinggast Chris van de Brugh uit Bilthoven die bij Bruinisse een caravan heeft, bericht dan ook "dat in Bru het vlinderseizoen 2011 beroerd was. Echt niets te zien. Heel triest dus." Nu blijkt steeds weer dat het ene plekje het an dere niet is en dat er lokaal vaak grote verschillen zijn. Het jaar was trouwens niet zo slecht begonnen. Vanwege een vroeg voorjaar werden in maart al allerlei vlinders waargenomen en in april waren Kleine Vos, Dagpauwoog, Gehakkelde aurelia, Bont zandoogje,Boomblauwtje en Klein geaderd witje op veel plaatsen te zien en Oranjetipje, Klei ne vuurvlinder, Hooibeestje en Kleine parel moervlinder meer plaatselijk. Atalanta's werden ook al geregeld waargenomen, deze vlinder lijkt steeds meer in onze omgeving te gaan overwinte ren. Begin mei verschenen al vroeg de eerste Icarus- blauwtjes. Daarna begon het een beetje in te zak ken. Nu is dat een gebruikelijk patroon: tussen de piek van de voorjaarsvlinders/eerste generatie en de zomervlinders is er vaak een stille periode. In gunstige jaren wordt deze stille periode onder broken door de komst van trekvlinders als Distel vlinder en Atalanta uit het zuiden. Zo staat 2009 nog bij menigeen in het geheugen gegrift vanwege de enorme aantallen Distelvlinders. In 2011 was het aantal Distelvlinders echter bijzonder laag en ook Atalanta's waren minder talrijk dan gewoon lijk. De voortdurende droogte was ongunstig voor de ontwikkeling van de waardplanten en daarmee ook de rupsen van veel soorten. De weersomstandigheden gedurende de zomer waren zelden gunstig en op de dagen wanneer dat wel het geval was, bleven de vlinderstruiken in de meeste tuinen leeg. In de herfst volgden gelukkig nog een paar weken met fraai nazomerweer. De herfstasters zaten toen vol met vlinders en tot laat in het jaar bleef het zacht,zodat zelfs eind novem ber hier en daar nog een Atalanta of een Kleine vos te zien was. In het tijdschrift van de Vlinderstichting stond een grafiekje waaruit blijkt dat er tijdens vlinder tellingen in de periode 1990-2010 geleidelijk min der vlinders en ook vaker niets wordt gezien, ter wijl bij libellen het omgekeerde het geval is. Lichtpuntjes Er waren een paar lichtpuntjes. De Kleine vos die de laatste tien jaar ook flink achteruit was ge gaan, bleek in 2011 wat talrijker en meer ver spreid. Al is het net alsof ze minder geneigd zijn om tuinen te bezoeken en meer dan voorheen nabij hun voortplantingsgebied in het landelijk gebied verblijven. Ook met voorj aarsoorten als het Oranjetipje en het Boomblauwtje gaat het goed. Het Groot dik- kopje is geen echte tuinbezoeker al worden ze daar wel af en toe gezien, maar in het buitengebied doen ze het bepaald niet slecht.Talrijk zijn ze daar echter nooit. Meestal zie je een enkel vlindertje, soms een paar. Dit in tegenstelling tot familielid het Zwartsprietdikkopje, meer een zomersoort. De tijden dat het op veel plaatsen van deze vlin dertjes wemelde lijken echter ver achter ons te lig gen, de afgelopen zomer waren ze bepaald schaars. Tuinen Haamstede Ondanks de matige zomer wisten de tuinvlin- dertellers van de Vlinder- en Libellenwerkgroep Zeeland uit Haamstede: Marlies Jongejan (Nieu w-Haamstede) en Hennie Ravesteijn (Wes teren ban) in hun tuin beiden tot 23 soorten te komen. Daarbij ging het grotendeels om dezelfde soorten, alleen daar waar Hennie: Landkaartje en Oranje luzernevlinder noteerde, heeft Marlies: Geelsprietdikkopje en Heivlinder. Met deze soortenlijstjes behoren ze ongetwijfeld tot de top in Zeeland, wat voor een belangrijk deel aan de 72

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2011 | | pagina 10