c ZiL' 'Met de KLM naar Schouwen' Kennismaking met Schouwen De dagboekbewerking omvat de belevenissen over een periode van 20 jaar, van 1931 tot en met 1950. Voordien bezoekt de in 1907 in Dordrecht geboren Kooij ook reeds Schouwen. Teun Ros molen bezit het gastenboek van de voormalige eendenkooi van Ellemeet, waar Teuns vader kooide. Dat doornemend zien we dat Kooij op 8 juli 1928 samen met Niko Tinbergen en Wim van Dobben op bezoek kwamen. Zoals Kooij een grote bij drage zou leveren aan de vogelfotografie, hebben zijn metgezellen later veel betekend voor de vaderlandse ornithologie, Tinbergen ook bui ten Nederland. Voor die 8e juli 1928 staan ook de naam en handtekening van J. van den Hoek uit Kerkwerve in het gastenboek. Omdat die naam bij latere bezoeken aan Schouwen terugkeert in Een Haagse vogelaar,is aannemelijk dat de heren samen op sjouw gingen. In juli 1932 gaan Kooij en zijn vrienden drie weekeindes achterelkaar. Voor zaterdag 2 juli lezen we: 'Naar Schouwen gevlogen met de KLM'. Het clubje fietst dan van Den Haag naar Rotterdam-Waalhaven. Daarvandaan onder hield de KLM toen een vlucht naar Haamstede. De fiets gaat mee. Kooij fotografeert dat weekein de op 'de Hil' (de Flaauwersinlaag). Een week later is het weer prijs. Gevlogen wordt met de PH- AUX, van waaruit Kooij de delta filmt, 's Avonds zet hij in de Hil de schuilhut op, die hij de volgende dag betrekt. Ze varen terug met de 'Stad Zierik- zee' voor de somma van twee gulden en vijf cents, inclusief de fiets. Alleen al bij die vaartocht slaan bij schrijver de gedachten op hol. Wat zou ik die reis graag nog eens maken...! Kooij c.s. krijgen kennelijk de smaak te pakken want de zaterdag daarop gaat het opnieuw naar Schouwen. In de Flaauwers ringen ze dan Grote Sterns, Kokmeeu wen en Scholeksters. De nummers van de aange legde ringen staan in het verslag. Onder Zierikzee zijn ze bij een nest van een Steenuil, waaronder een dood jong ligt. Zomer 1933 is het opnieuw Schouwen. Voor za terdag 3 juni 1933 lezen we: 'met Pelk om 4.45 uur per KLM naar Schouwen'. In de duinen bij Haam stede fotograferen Vijverberg en Kooij Bergeen den en Tapuiten. 's Maandags vliegen Pelk en Kooij terug naar Waalhaven. In 1934 gaan de weekeindtochten naar Texel en naar De Peel, waar de laatste in Nederland broedende Goud plevieren het doel zijn. Zomer 1935 is Kooij terug. Hij bivakkeert dan tweemaal op Schouwen, waar in de derde inlage een Mediterane Kapmeeuw verblijft, die gepaard is met een Kokmeeuw. Nu heet die soort Zwartkopmeeuw en is de soort 's zo mers. tegenwoordig in de delta niet ongewoon. -/ Gerard L. Ouweneel Oe in 1997 overleden Haagse vogelfotograaf Frans Kooijmans onderhield een speciale band met Schouwen-Duiveland. Kooijmans, voor zijn vrienden 'Kooij', kon genoeglijk vertellen over vogel- tochten die hij met zijn metgezellen driekwart eeuw geleden naar en over het eiland maakten. De oudste zoon Roald werkte de dagboeken van zijn vader uit. Het resultaat draagt als titel Een Haagse vogelaar. De bundel geeft een dusdanig beeld van Schouwen, Nederland en de vogels van ruwweg 80 jaar geleden, dat bij het lezen van Kooy's dagboeken de gedachten gemakkelijk aan de haal gaan. Detail uit Gastenboek Eendekooi Ellemeet. Kopie: Teun Rosmolen. 84

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2011 | | pagina 22