V I ^-,; /^-' vy- J v ,y A«^J/ -zys/?r &4, Mi. lZpf*' fa P £e*y«*. I /L? ,-i.i Cr'/^ 64/J'Sl' oh**. y$o-&t. C- ,ci-)Sl ys. A/' v. /&Ih*/cY- t f/f 'JS/- (m- 7 u/-&cus. I Q'HyXTcJLa^ p cTThncl+ry'T. z h)ld*rj7 iyf* e tof^r y> tutu 'iyy j7fly i-±:_ ZtjZuw -/ I' Us>) J/J. //^//Lrf fat 7 o:a -' 7 oc/tAc Jk-t-t- A-.z^et z>e (n/Wt-'fSttut &l Tks-w. en Roodhalsfuut in de haven van Middelharnis en een achter Kieviten jagende Slechtvalk. Opvallend en veelzeggend is dat hij slechts één gans ziet, boven het Haringvliet. Kerstmis 1933 is er een melding van veel Nonnetjes op het Volkerak en dan duurt het tot 28 februari 1950 dat Goeree weer opduikt. We lezen dan over 'zeer veel steltlopers (Kanoeten en Rosse Grutto's) bij Melissant (de Slikken van Flakkee?) en Stellen dam. En geen Rotganzen! Alles per fiets Afgezien van de KLM en soms de RTM-tram en het spoor, doen Kooij en zijn vrienden alles per fiets. En reken maar dat het daarbij niet om fietsen ging als de huidige, die met één pink zijn op te lichten. Bovendien sjouwen ze schuilhutten, fotoapparatuur en leeftocht mee. Kooij houdt de afgelegde kilometers bij. Met Pasen 1935 fietst hij eerst naar Rotter dam. Daar op de trein en dan per fiets vanaf Lage Zwaluwe naar De Peel, waar ze geen Goudplevieren vinden. Vandaar rijden de heren op Eerste Paasdag naar de Noord-Veluwe om bij Hulshorst Kerkuilen te fotograferen. De volgende dag terug op de fiets naar Utrecht en vandaar per trein naar Den Haag: 405 kilometer in vier dagen, schrijft Kooij met enige trots in zijn dagboek. In 1931 fietst hij met Wim van Dobben vanaf Nieuweschans naar Zweden, waar het vogeleiland Gastenboek Eendekooi Ellemeet. Kopie:Teun Rosmolen. Hallands Vaderö de eindbestemming is. 'Tussen Oyten en Hamburg zeer veel Ortolanen' staat er voor 24 mei 1931, Of dat nu nog het geval is...? Twee j aar later gaan Jan-Joost ter Pelk- wijk en hij weer op de fiets naar Ko penhagen. Vanuit Denemarken varen ze naar Oost-Groenland voor een be zoek aan Niko Tinbergen en diens echtgenote. Deze legendarische tocht beschreef Frans Beekman onlangs in een aan Johan Everaers uitgereikt Liber Amicorum. Pelk was wellicht de meest veelbelovende bioloog in die tijd, die tijdens WO II helaas op zijn 28e jaar in het voormalige Indonesië om kwam. Kooij en zij n vrienden zien er niet te genop om 's avonds te vertrekken, de hele nacht door te fietsen naar Huls horst en daar aangekomen direct op excursie te gaan. De volgende dag gaat hetdanweerterugnaarDen Haag,ook per fiets. Enkele reis 136 kilometer. Dat waren nog eens mannen! Natuur lijk, ook nu, driekwart eeuw later,zijn er vogelaars die de hele nacht doorrei zen om 's morgens vroeg bij een zeld zaamheid te zijn. Maar of ze dat per fiets doen...? Op een van de Huls- horst-excursies komen ze op het spoor van suj etten die Haviken en Kerkuilen hebben uitgehorst. Ze stappen naar de marechaussee en smaken het genoe gen die in actie te zien komen.. Een andere aardige kant van Een Haagse vogelaar is te lezen hoe Kooij optrekt met lieden die in de vorige eeuw ornithologisch Nederland pro fiel gaven. Afgezien van al genoemde heren lezen we over Frans Makkink, Jan P. Strijbos, Goris van Oordt en vanaf circa 1950 ook Jan Kist. Soms verlopen die contacten niet naar wens. In juni 1935 hebben ze op Texel een schuilhut gezet bij een Velduil. Bij de hut aangekomen blijkt Sluiters die te 86

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2011 | | pagina 24