Jonge klüüt
De toenemende verzilting van het gebied zou daar debet
aan zijn. Hierdoor loopt de voedselproductie in de vorm
van bodemfauna, van de voorheen licht brakke weilan
den, terug. Een andere negatieve factor vormen de het
hele jaar rond aanwezige brand- en grauwe ganzen.
Deze grazers zorgen ervoor dat er grote oppervlak
ten grasland erg kort blijven. Grutto's en wellicht ook
andere soorten wachten dan met broeden totdat het
gras wat langer is zodat er meer beschutting is voor het
nest. Door dat wachten wordt het broedseizoen verkort
en wordt de kans op gunstig broedsucces kleiner. Door
dat wachten wordt het broedseizoen verkort en wordt
de kans op gunstig broedsucces kleiner. Van de zangvo
gels onder de weidevogels: graspieper, gele kwikstaart
en veldleeuwerik, is de landelijke trend eveneens sterk
dalend. Uit de tijdreeksen blijkt dat deze vogels in de
gebieden langs de Zuidkust deze trend gevolgd hebben.
In de beide plots in de Prunje werden in 2000 van de
graspieper 34 territoria vastgesteld. Afgelopen broedsei
zoen waren dat er nog maar twee! Overigens komt deze
soort in de karrevelden, langs bermen en watergangen,
waar geschikter broedhabitat is, gelukkig nog in iets
grotere aantallen voor. In het hele onderzoeksgebied
werden 170 territoria van de graspieper vastgesteld. Van
de gele kwikstaart werden slechts 11 territoria in het
hele onderzoeksgebied gevonden: zes in het Prunjege-
bied, vier in het nog in te richten deelgebied 12 en één
in de karrevelden achter de Susanna's Inlaag. De tijd dat
de veldleeuwerik zo algemeen was dat deze soort bij tel
lingen alleen als "aanwezig" werd aangevinkt, omdat het
te veel werk was om alle territoria te vinden, is al heel
lang voorbij.
Nu blijkt dat de soort zelfs al uit een aantal terreinen
Koudekerkse Inlaag en Zuidhoek Inlagen) is verdwe
nen. In de beide plots in het Prunjegebied is het totaal
aantal territoria sinds 2000 met meer dan 85% afgeno
men! Toch lijkt het erop dat sinds 2008 de aantallen in
het hele Prunjegebied stabiliseren. Er is dus nog hoop
voor deze soort. De al eerder ter sprake gekomen brand-
gans kwam al aan het eind van de vorige eeuw het hele
jaar langs de hele Zuidkust voor. Van de herfst tot het
voorjaar zijn er soms meer dan 10.000 van deze ganzen
in het gebied. In 1994 broedde de soort voor het eerst
op het eiland. In 2007 werden de eerste broedgevallen
in het Prunjegebied vastgesteld. Het ging om 7 nesten
die zich toevallig in één van de door de Vogelwerk
groep onderzochte plots bevonden. De nesten lagen in
een kokmeeuwenkolonie. Door de vele vogelpoep is de
vegetatie daar veel ruiger en hoger. In 6 jaar breidde
de broedpopulatie zich uit tot 197 paar en de verwach
ting is dat het aantal de komende jaren nog verder zal
toenemen. De broedpopulatie van de grauwe gans omvat
228 paren. Deze gans broedt het liefst in rietvegetaties.
In de Westenschouwse Inlaag en de Zuidhoek Inlagen bij
Zierikzee, waar deze veel aanwezig zijn, werden daarom
de grootste clusters nesten gevonden. Verder broedt de
soort verspreid door het gehele gebied.
In een zo waterrijk gebied als de Zuidkust zou je ver
wachten dat er veel eenden broeden. Niets is minder
waar. In de twee plots in de Prunje broedden de eerste
6 onderzoekjaren 4-6 soorten eenden (bergeend, wilde
eend, slobeend, kuifeend, wintertaling, krakeend).
Daarna schommelt het aantal, met slechts enkele
territoria, tussen 2 en 4 soorten.
34