Door Gerard Ouweneel Het zou de grootste invasie van de twintigste eeuw worden. Ruim veertien dagen later gingen bij Zeezicht de netten weer omhoog. De vangst bleef toen be perkt tot een tuinfluiter, een boerenzwaluw en enkele tuinsoorten. Daarom viel later op de dag het besluit te stoppen, zodat er tijd vrijkwam voor een wandeling over de Kwade Hoek. Daar was het direct raak met een notenkraker, waarvan we niet meer paf stonden. Ver weg langs de zeereep bewoog zich met soepele moto riek een roze figuur voort. 'Warempel, een flamingo', dachten Els en ik aanvankelijk. Maar toen de gestalte dichterbij kwam, moesten we die diagnose herroepen. Het was een manspersoon, de heer B. in adamskos tuum. Alsof we elkaar op de Kalverstraat tegenkwa men, kwam deze op ons af en informeerde naar de resultaten van ons vogelringbedrijf. Ik bracht verslag uit, naar ik vrees enigszins bevangen. Natuurlijk, in 1968 was Phil Bloom al begonnen het publiek mee te laten genieten van haar artistieke presentaties en was Nederland onder regie van de VPRO druk in de weer met het slopen van nationale conventies. Maar toch, hier waren we op de Kwade Koek, nota bene op Goeree, en niet op het Leidseplein of in een studio in Bussum. We namen afscheid. B. vervolgde zijn flamingoloop en wij onze wandeling. Ik ben niet meer terug geweest op Zeezicht om te ringen, maar dat had een andere reden. Els en ik haalden deze herinnering 45 jaar later op, tijdens een wandeling op 22 januari 2013 over de van een fraai sneeuwdek voorziene Kwade Hoek. Een lichte nevel was zo vriendelijk de harde contouren van de beide Maasvlaktes te versluieren. Op voorspraak van de waarnemingensite van de NLGO waren we op zoek naar een gemengde groep ijsgorzen, sneeuwgorzen en strandleeuweriken. Die vonden we inderdaad, hetgeen niet moeilijk was, want rond de vogels waren fotogra fen actief. We kregen niet de indruk dat deze lieden ons met plezier zagen naderen. Herinneringen over bruggen moeiteloos lange tijdvakken. De gebeurtenis sen en beelden van de belevenissen in augustus 1968 kwamen haarscherp naar voren, als hadden deze zich de vorige dag afgespeeld. Deels waren onze memoires congruent, maar Els opperde zaken die ik of volledig kwijt was dan wel nooit had opgeslagen. Daaraan ben ik gewend geraakt, hoewel ik mij er moeilijk bij kan neerleggen. Steeds opnieuw blijkt dat het geval bij ie der met wie ik over 'vroeger' kom te spreken. Over hoe de Kwade Hoek en omstreken er over nog eens 45 jaar uit zal zien, in 2058, valt geen zinnig woord te zeggen. Laten we hopen dat het er mede dankzij de inzet van de NLGO net zo fijn zal zijn als nu.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2013 | | pagina 19