Planten op de nieuwe steenbekleding
langs de Oosterschelde
Zout- en vloedmerkplanten
Een verkennend
onderzoek naar de
aanwezigheid van
zoutplanten en
vloedmerkplanten op de
dijken langs de
Oosterschelde na
vervanging van de
steenbekleding
Tekst en foto's: I
In de loop der eeuwen zijn de bewoners van Zuidwest-
Nederland voortdurend bezig geweest met het veroveren
van land op de zee. Om het land tegen overstromingen
te beschermen werden dijken gebouwd, steeds beter,
zwaarder en hoger. Aanvankelijk werden materialen
gebruikt die in de streek voorhanden waren. Later werd
steeds vaker een bekleding gebruikt van natuursteen,
die van ver werd aangevoerd. Nog weer later raakten
moderne materialen zoals beton, koperslakblokken en
asfalt in zwang. Tot voor kort bestond de bekleding van
veel dijken langs Oosterschelde en Westerschelde uit
een lappendeken van verschillende materialen, van zeer
oud tot recent, vaak gelardeerd met rijen perkoenpalen
als golfbreker of als vakscheiding.
Begin jaren negentig bleek dat de steenbekleding van
veel Zeeuwse dijken niet meer voldeed aan de veilig
heidseisen. Dat was de aanleiding om in 1996 te starten
met het vervangen van de steenbekleding van maar
liefst 325 kilometer dijk langs de Oosterschelde, de
Westerschelde en enkele dijkvakken langs de Noord
zeekust. Er is ruim 900 miljoen euro gereserveerd voor
het project. Om deze gigantische klus in 2015 gereed te
hebben, werd projectbureau Zeeweringen opgericht, een
samenwerkingsverband van Rijkswaterstaat en Water
schap Scheldestromen.
Dijken: meer dan zeeweringen!
Uiteraard is de hoofdfunctie van de dijken het be
schermen tegen overstromingen. Daarnaast worden ze
gebruikt als hooidijk en om schapen te laten grazen, al
dan niet in combinatie met de aangrenzende schorren.
Verder worden dijken gebruikt door recreanten: sport-
duikers, zwemmers en vissers, maar vooral wandelaars
en fietsers.
Dijken vormen ook de "harde" randen van de Ooster
schelde en de Westerschelde. Dit zijn gebieden met
natuurwaarden van grote internationale betekenis.
Het gaat hier om enorme aantallen doortrekkende en
overwinterende watervogels, om broedvogels, zeehon
den, bruinvissen, vissen, schelpdieren, kreeftachtigen,
etc. Beide gebieden voldoen ruimschoots aan de nor
men voor een "wetland" van internationale betekenis.
Daarnaast komen ook habitats voor die op Europese
schaal schaars zijn en daarom "kwalificerend" op ba
sis van de Europese Habitatrichtlijn. Een gebied dient
dan aangewezen te worden als beschermd natuur
gebied in het kader van Natura 2000, het Europese
netwerk van belangrijke natuurgebieden. Zowel de
Oosterschelde als de Westerschelde zijn inmiddels
door de Nederlandse overheid aangewezen als Natura
2000-gebied.
6