Zeedijk Burgh- en Westlandpolder, Schouwen-Duiveland,
in de luwte van de Westbout. Uitgevoerd in 2008 en licht
afgestrooid met zand. Foto: juli 2012.
Zeedijk Burgh- en Westlandpolder, Schouwen-Duiveland, in
de luwte van de Westbout. Uitgevoerd in 2008 en afge
strooid met kleirijke grond. Foto: juli 2012.
Zeedijk Grevelingendam. Uitgevoerd in 2009. Zelfs breuk
steen met gietasfalt is hier al opmerkelijk gevarieerd
begroeid. Luw gelegen met een voorland van slik. Foto: juli
2012.
De zaadbank voor rekolonisatie van de Oosterschelde
lijkt dus aanwezig. Ook op enkele vernieuwde dijken op
Noord-Beveland doet de soort het goed, met honderden
exemplaren. In laatstgenoemd gebied doen zeevenkel en
zeekool het ook goed, net als de zeer zeldzame gelobde
melde.
Zeealsem was op vele plaatsen langs de Oosterschelde
een kenmerkende soort, groeiend tussen vele soorten
natuursteen en langs de karakteristieke rijen perkoen-
palen. Op slechts drie nieuwe trajecten zijn wat jonge
planten aangetroffen.
De vondst van een exemplaar van de zeelathyrus, die
zich tussen het gietasfalt langs de Schelphoek perste,
was een verrassing. Hopelijk weet de soort zich hier te
handhaven. De enige eerder bekende groeiplaats langs
de Oosterschelde, op een Noord-Bevelandse nol, ging he
laas verloren door de dijkwerken, ondanks pogingen de
plant in depot te zetten. Ook de groeiplaats in het Zwin
is inmiddels verdwenen, maar op Goeree is de soort nog
op één plaats aanwezig. Een andere zeldzaamheid die
de dans net ontsprong, is de wilde kool, die nog steeds
standhoudt nabij Zierikzee (zie Jentink 2004). Overigens
werd hier "voor de zekerheid" ook een exemplaar in
depot gezet, ditmaal met succes.
Dan is er nog een aantal soorten dat (nog) niet werd
aangetroffen op de nieuwe glooiingen. De afwezigheid
van dubbelkelk en grote kaardebol is opmerkelijk. Langs
de Westerschelde doen deze soorten het juist goed
op de nieuwe dijken. Dunstaart, een vrij onopvallende
grassoort, was zeker niet zeldzaam in de begroeide
spatzone, maar is op de nieuwe dijken nog niet aange
troffen. Knopig doornzaad en fijn goudscherm groei
den op diverse plaatsen op begroeide taluds en onder
afrasteringen. Op de dijken zijn deze soorten nog niet
teruggekeerd. De grond van een rijke groeiplaats van
fijn goudscherm en dunstaart op het plateau van het
landbouwhaventje bij Kats (Zandkreek-Noord) werd
tijdelijk in depot gezet en na de werken op de oorspron
kelijke plek aangebracht. De jaren daarna waren beide
soorten weer massaal aanwezig.
Discussie en conclusies
De dijkglooiingen langs de Oosterschelde zijn nog
maar kortgeleden van nieuwe steenbekleding voorzien.
Desondanks bestaat de indruk dat de dijken langs de
Westerschelde toch wat sneller begroeid zijn geraakt,
met name in het brakke gedeelte. Maar ook soorten als
zeekool en zeevenkel zijn massaler aanwezig in het
mariene deel van de Westerschelde dan in de Ooster
schelde. (Meijer et al. 2011). Over de oorzaak hiervan
kan men slechts speculeren. Het (spat-)water van de
Westerschelde bevat in ieder geval meer gesuspendeerd
materiaal. De rivier de Schelde voert allerlei plantaardig
materiaal (inclusief zaden) aan dat aanspoelt langs de
oevers van de Westerschelde. De Oosterschelde is sinds
de voltooiing van de Deltawerken een zeearm, met nau
welijks verbinding met het rivierengebied.