Door John Beijersbergen
Meestal eens per jaar kwam de eigenaar van de kooi en
omliggende landen en boerderij op "inspectiebezoek."
Meneer Walt Jochems uit Wassenaar had de kooi en
omliggende landerijen hoofdzakelijk voor de klutenko-
lonies gekocht. Hij kwam die met z'n Engelse vrienden
bekijken. Tijdens zo'n bezoek nam hij met mijn vader
de lopende zaken door in de "mooie" kamer. Ik mocht
me dan niet vuilmaken en moest netjes en beleefd
"met twee woorden" spreken. Meneer Jochems was
overigens een vriendelijke man.
Je hebt mij wel eens verteld dat alle grote namen uit de
vogelwereld van die tijd op bezoek zijn geweest.
Wij kregen regelmatig mensen op bezoek, alle bekende
grote natuurmensen zijn wel geweest, de Tinbergens,
al de "ouden" zijn wel een keer langs geweest, soms
ook als gast van Johannes Vijverberg. Vijverberg kwam
zeer regelmatig langs, hij las me voor, bracht speeltjes
voor me mee en vertelde mooie verhalen. Hij plaatste
zijn houten zelfgebouwde camera's met "electrischen
sluiter" bij nesten in de kooi. Als hij ze kwam ophalen,
kreeg mijn vader later altijd een briefkaart van hem in
de trant van "van de vijf één goed, de rest staarten of
onscherp."
Ook Jan P. Strijbos was een vaste gast. Hij kwam dan
"een lezing met lichtbeelden" geven in Hotel Bom in
Haamstede. Mijn ouders mochten met hem meerijden
en ik werd bij mijn grootouders in Ellemeet onderge
bracht. En natuurlijk mag ik Rykel ten Kate niet verge
ten die veel bij ons aan huis kwam en later een goede
vriend van mij werd.
Onder het huis zat een grote wildkelder, alle ont-
darmde eenden werden daar op planken gelegd tot ze
in speciale manden werden verpakt en per tram naar
de poelier in Dordt werden verzonden. Als alle een
den eruit waren, werd alles grondig met lysol schoon
geboend, een heel karwei voor mijn moeder, want bij
elkaar was het een flink aantal meters planken.
Op een zaterdagmorgen in 1999 hebben we nog eens
gezocht naar die wildkelder. We waren bezig met de
aanleg van Plan Tureluur en hadden vangpijpen en
beschoeiing van de kooiplas blootgelegd.
We hadden de pech van een goede aannemer toenter
tijd na de ramp, wat lang niet overal het geval was,
want hij had alles grondig gesloopt. Van het huis heb
ben we alleen een dakpan, wat gekleurd glas van een
raam boven de voordeur en wat serviesgoed terugge
vonden.
Het lijkt mij niet gemakkelijk als kind alleen daar in het
lage land...
Het zag ernaar uit dat ik over een paar jaar naar de
lagere school in Ellemeet zou moeten. Er werd een
tweedehandsfietsje voor me gekocht en ik moest leren
fietsen op de lange dreef van de Slikweg naar het kooi-
huis. Ik had het al snel onder de knie. De kleuterschool
(bewaerschole) is me gelukkig bespaard gebleven, on
danks de enthousiaste verhalen van een nichtje.
Het kooikershuis aan de Slikweg.
Het was een betrekkelijk rustig leven, veel leeftijdge
nootjes om mee te spelen waren er niet in de buurt,
maar Ome Gerard maakte veel goed. Hij maakte houten
vliegtuigjes voor me, hij was namelijk bijzonder hand
vaardig, met een "peemes" wist hij van sigarenkistjes
en dergelijke van alles te maken.
Er kwamen ook veel leveranciers aan de deur, ook am
bulante handelaren "kastjesvinters" kwamen langs. We
vielen onder "post Kerkwerve", dus postbode Piet de
Vlieger kwam elke dag de post brengen, én meenemen
als je wat had te versturen. Hij was een wandelend
postkantoor, want ook postzegels en formulieren had
hij in z 'n tas. Ik was nog klein, maar toch begreep ik
uit gesprekken van m'n ouders met bezoekers, dat
men zich ergens zorgen over maakte. Het werd voor
m'n vader te zwaar om twee manden met eenden op
de fiets naar de tram in Ellemeet te brengen. Hij kocht
een kleine DKW motorfiets, één mand achterop en één
voorop, zo bracht hij op deze manier de eenden bij
de tram. Ik denk dat het nog in 1938 was, toen m'n
ouders een baaltje rijst, een baaltje suiker en pakken
lucifers en kaarsen kochten. Ook kocht mijn vader
een vat van 200 liter petroleum, want "peterolie" was
onmisbaar voor verlichting en koken. De zomer van
1938 was mooi, er was een Vliegfeest op het vliegveld
Haamstede, waar ik met m'n ouders voor het eerst een
rondvlucht boven Schouwen heb gemaakt. Ik zie nog
steeds dat beeld van de inlagen en de polders voor me.
Teun leert fietsen op de dreef naar de Slikweg. Kijk
naar het landschap van de Prunje.
17