Omdat ze jagend meer onder dan boven water leven, stond ik er een poos. Dat was zeker geen plaag, maar toch! Met een opkomend franjepootsyndroom gingen we later in de week tien dagen naar zuidelijker breedten, waar de Extremadura genoeg ornithologische delicates sen in petto had om een opkomend ijsduikercomplexje te smoren. Daarmee was de kous niet af. Na terugkeer uit Iberia somde de site een rijtje waarnemingen op van de Krammer, óf gedaan vanaf de dijk van Overflakkee óf vanaf de Philipsdam. In de drie weken die volgden, gingen de excursies opmerkelijk vaak die kant op, waar bij ik een zeker vermogen aan de dag legde om op het verkeerde paard te wedden. Stond ik op de Philipsdam dan las ik thuis dat er vanaf Overflakkee een of meer ijsduikers waren gezien en andersom. Erin berustend dat winter 2015 ijsduikerloos zou verlopen, ging ik op 22 maart naar Cuba. Met zijn vogels en bevolking bood dat land genoeg afleiding om het ijsduikerleed te vergeten. Van een verhaaltje over de Cubaanse vogels en andere ervaringen komt het wellicht nog eens. Omdat mijn motoriek de laatste dagen van het Cuba- uitstapje steeds meer deed denken aan die van Lamme Lotta, de invalide dwerggans die lange tijd deel uitmaak te van het in het Oude Land van Strijen overwinterende Zweedse ganzengroepje, had ik toch kennelijk te onbe suisd meegedaan om alle eilandendemen te zien. Hoewel de retourvlucht plaatshad in de premiumclass van een Boeing Dreamliner, werd door een pijnlijke en onwillige knie de terugvlucht geenszins een droom. Weer in Maasdam was er veel te verstouwen. Nadat de fysio een meniscus had vastgesteld, kreeg ik krukken en legde hij me onverbiddelijk rust op. Op dezelfde dag bazuinde de waarnemingensite niet minder dan drie ijsduikers uit. Weer op de Krammer en een van de drie nota bene al in vol zomerkleed. Onrust dus. Ondanks de bezweringen van de fysio en die van echt genote Els hompelde ik kort nadien aan het eind van de Lodewijksweg op Overflakkee weer naar de dijkkruin, mij gelukkig prijzend dat getuigen ontbraken om het gestumper op twee krukken gade te slaan. Lang hoefde ik het Noordergat niet af te scannen. Achter de slikken en niet ver uit de oever twee forse vogelfiguren: langgerekt, een enorme snavel en een hoge achtersteven. Bingo. Even later kwam van rechts nog een derde, die ten opzichte van het koppel afstand hield. Een van dat stel was getooid in vol zomerkleed. De geparelde bovende len, zwarte kop en witte voorborst ontstoften net- vliesbeelden van ijsduikers op IJsland, in Nova Scotia en langs de Golfkust in Texas. En ik bedacht nog wat: 5 april nog drie stuks hier, op de Krammer, waar de omstandigheden ze kennelijk aanstonden. Wat groene soep waarmee Rijkswaterstaat schermt om zoet weer zout te maken! Lang bleef ik niet alleen. Met een gans andere moto riek als de mijne kwam een tot de tanden bewapende vogelfotograaf de hol op waar we samen genoten van de pracht van een ijsduiker in zomerkleed. Ijsduiker in winterkleed

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2015 | | pagina 19