Tekst en foto's: Gerard Ouweneel Bij zonsopgang horen ze een wielewaal. Daarna wande len ze de Punt rond. Lebret roemt de vergezichten over de Oosterschelde, hetgeen doet vermoeden dat hij die abusievelijk verwisselt met de Grevelingen. De Pinkster maandag brengt buiig weer, waarbij de excursie kan schuilen bij gastvrije boeren. Lamsoren maken deel uit van het slotdiner. Lebret had de smaak te pakken. Op 6 en 7 juli 1935 gingen de NJN-ers naar Rockanje waar ze in een sternkolonie belandden. We lezen dat het er vol lijkies lag waarbij een link wordt gelegd met een waar genomen velduil. Van 16 tot 25 juli verblijft hij in een mieters kamp op Schouwen. Hij schrijft: fijn waren de Meeuwenduinen, de hillen met de grote sterns, het strand met zijn meeuwen en pieten (scholeksters) en vooral de zouten inlagen van Westenschouwen. Een zeiltocht naar Renesse met de BH 12 pakte uit als een kotsexcursie. De terugvaart over het Volkerak levert twee lepelaars op. Nadien gaat de jonge Lebret tot 6 augustus logeren in Egmond. We lezen: geen bijzondere waarnemingen. Sorry: in de duinen telkens aschgrauwe kiekendieven. Kom daar anno 2015 eens om! Op 30 en 31 mei 1936 is Goeree wederom het doel. Behalve van de stromende regen genoten de NJN-ers van de zangvogelwereld. Het volgende Pinksterkamp daar is twee jaar later, eind mei 1937. Lebret noteert van dat uitstapje: weinig bijzondere waarnemingen maar zin gende nachtegalen in het kamp zijn niet onverdienstelijk. Lang wordt geredekaveld over een mogelijke dwerg meeuw die twee deelnemers zien. Lebret twijfelt aan de juistheid van deze determinatie. Simon Rosmolen Een schitterend ruim drie pagina's in beslag nemend verhaal vormen de belevenissen tijdens een NJN-kamp op Schouwen, eind maart 1937. Lebret begint zijn ver slag met: Ondanks dichte sneeuw stond ik vrijdag om 12 uur bepakt en bezakt aan de Merwekade, waar ik me inscheepte op de Stad Zierikzee. Aan boord bevond zich reeds een stel uitgezochte boeven. Na de ontscheping in Zijpe fietst de club in het allengs vallende duister naar een boerderij in Haamstede. Op 27 maart starten de NJN-ers met trekwaarncmingen maar die leveren geen dooie pest op. Dat doen de inlagen wel met o.a. rotgan zen en Cygnus cygnus (wilde zwaan), veel steltlopers en roodhalsfuten. Door zijn Biesbosch-achtergrond was bij Lebret de belangstelling voor het kooibedrijf reeds gewekt, zodat ze een kijkje gingen nemen in de eenden kooi van Serooskerke, illegaal welteverstaan. We lezen dat na een spannende achtervolging deze 'inbraak' hen een bon opleverde. Ruim zestig jaar later zou de kooiker Simon Rosmolen, de vader van Teun, mij het verhaal vertellen hoe hij eens de toekomstige Officier van Jus titie Lebret beboette. Dat verbaaltje kostte betrokkenen drie gulden. Veel later maakte Simon Rosmolen dat goed door Tom Lebret ten eten te vragen. De volgende dag ging het weer naar de inlagen waar de NJN-ers geoorde futen zagen. Bij Zierikzee begint de excursie melig te worden, een stemming waaraan Lebret niet toegeeft. Tom Lebret in Roemenië, Dobrogea 1971. Hij en ene Cor breken uit en belanden via Dreischor op de Slikken van Zonnemaire, waar ze tussen de rotgan zen een witbuikrotgans ontdekken. Deze Branta bernicla hrota krijgt in het dagboek veel aandacht en brengt de heren in superstemming. Tweemaal vertoonde zich een wijfje aschgrauwe kiekendief waarvan ik nu denk, mede gelet op de datum, kan het geen blauwe zijn geweest? 's Avonds, tijdens een wandeling naar de vuurtoren, horen de NJN-ers een bosuil, een aantekening die Lebret later veranderde in steenuil. De volgende dag, de 29e maart i 937 zijn er de eerste grote sterns in de inlagen. De 30e verlaten ze Schouwen. Lebret beëindigde het aantekencahier waarin o.a. de belevenissen van deze NJN-excursie naar Schouwen te lezen staan met een aantekening gedateerd Dordrecht, 1 juli 1938. We lezen: en dit is dan tevens het einde van 6 14 jaar Biesbosch-Gynmasium, een combinatie die ten slotte mogelijk gebleken is. Zowel de cijferlijst van mijn eindexamen als de vijf notitieschriften waan>an dit de laatste is stemmen mij tot tevredenheid. Kunnen we uit deze in onmiskenbaar enigszins triom fantelijke bewoordingen gestelde slotzin opmaken dat Lebret wel eens oppositie had ondervonden inzake de tijd die hij aan de Biesbosch en de vogels besteedde? Het zou me niet verbazen. 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2015 | | pagina 23