ff Met die inspanning wilde ik voorkomen dat ik, eenmaal weer thuis, steeds opnieuw op gerichte vragen over die soorten van vogelaarmakkers, zou moeten volstaan met: 'niet gezien, niet gezien'. Want indien men die reactie vaak geeft, komt onvermijdelijk het meewarige verwijt: 'Wat heb je daar eigenlijk uitgevoerd'. De tijd van gejaag naar alle soorten ligt gelukkig achter me. Dit uitstapje ging in de eerste plaats om een weerzien met de adem benemende landschappen van de Biebzra en het Bialo- wiezabos. Want ik mag dan geen bosjesman zijn, het Bialowiezabos blijft verbazen. Voorts was er een wens bastaardarenden te zien in hun broedgebied en wellicht eindelijk eens die dwerguil. Het werden fijne dagen, zij het dat het netvlies veel veranderingen moest incasse ren. Door het ontbreken van sneeuw 's winters bevatte de Biebzra weinig water, hetgeen ook in 2014 het geval geweest was. Speciaal voor de liefhebbers van de water- rietzanger bleek een lange boardwalk te zijn aangelegd, waar vanaf paludicola zich gerieflijk laat observeren. Bij de klassieke poelsnipplek nabij Budy verrees een uitkijkgaanderij van boulevardformaat. De poelsnippen zijn er dan ook foetsie. Karei Voous vroeg zich in 1976 van de bastaardarend af 'in stilte uit het oude Europa verdwenen?' In de Biebzra zijn er nog een handjevol. De Polen zijn er zuinig op en spannen zich in ze te behou den. Dankzij een tip konden we ze een paar uur lang in hun habitat in actie zien. In het dorp Bialowieza was het slikken. Er zijn nog steeds withalsvliegenvangers, wielewalen, draaihalzen en overkomende schreeuwaren- den. Maar er is al veel en er wordt nog meer bijgebouwd, bouwsels die qua omvang en uitstraling haaks staan op de ambiance waarin het laatste Europese oerbos zich zou moeten bevinden, althans, naar mijn smaak. Opnieuw vond ik het bos weergaloos, zij het dat onze alleszins charmante gidse zaken opsomde die misgaan. Ze voerde ons een boardwalk op met als eindpunt het nest van een witrugspecht. De meest enerverende ervaring was buiten het kerngebied, 's Ochtends op een liederlijk vroeg uur zou gids Dariusz een poging doen voor de dwerguil. Dat werd niets. Door mijn gehink met de kruk schoten we niet op. Het besluit viel dat ik alvast terug zou hinkelen naar de auto en Els en Dari usz nog langs potentiële punten voor wisenten zouden spurten. Het was rond zessen toen ik, zo'n negentig meter voor me, op het lange voetpad van rechts een dier zag verschijnen. Ik hief de kijker en keek naar een wolf. En hij naar mij. Het was niet de eerste maal dat ik lupus zag, maar die eerdere vermochten niet zo'n heftige adrenalinestoot te geven als deze. Excuses aan de club Wolven in Nederlandmaar dit dier bracht meer opwinding dan het schepsel dat ik eerder dit jaar via het televisiescherm door velden en dorpen van Oost- Nederland zag joggen. Zo stonden we elkaar te beturen, en nog niet eens zo'n korte tijd. Tot het dier, na een mal sprongetje, links in het woud verdween, mij weer met spijt achterlatend te zijn gestopt met fotograferen. Een kwartier later kwamen Dariusz en Els het pad af. Zij geen wisenten en ik een verhaal, waarvan onze gids niet paf stond. Hij reageerde met 'Ja, er zit hier een hele familie. Er loopt een onderzoek in hoeverre de reeën daardoor hun foerageergewoonten aan het veranderen zijn', 's Avonds vertelden ook in het dorp aanwezige Achterhoekers dat ze er elders vier hadden gezien. Met die wisenten kwam het ook nog goed. De volgende dag kregen we een tip dat er 'twee vanaf een pad achter de kerk te zien waren'. Dat bleek juist. De beslissing in Potsdam door te gaan was dus de juiste en Els wil best nog een keer. Maar dan dus 's nachts over die Duitse Autobahnen! jétiL,

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2015 | | pagina 31