De opgedane ervaringen zullen in de nieuwe Haring-
vlietmonding nodig zijn. Laten we hopen dat niet het
overgrote deel van de ter beschikking komende fondsen
terecht zal komen in de ruime collectezakken van de re-
creatie-industrie. Het fantasiepanorama van het nieuwe
Haringvliet laat zien dat op de westpunt van Tiengeme-
ten en langs de gehele noordoever van Goeree-Overflak-
kee, vanaf Stellendam tot tenminste Middelharnis, de
draglines aan de slag gaan om mooie dingen voor de
natuur (en voor natuurliefhebbers!) te scheppen. Indien
het panorama niet alleen fantasie is, maar ook aangeeft
waaraan de aan het project deelnemende organisaties
denken, dan zien we dat de plannen erin voorzien om
de Westplaat om te vormen tot een gebied met rietarea
len, slikken en geulen. Daarmee wordt de kans, om hier
een rijk weidevogelgebied terug te winnen, niet aange
grepen. In de tijd van het 'oude getijdenlandschap' was
de Westplaat dit wel, evenzeer als de eerder in dit relaas
opgesomde buitendijkse graslanden. In een natie die de
grutto kiest als haar nationale vogel en de kievit de sta
tus geeft van 'soort van het jaar 2016' past het niet om
potentieel habitat voor die soorten weg te nemen. Neen,
dan dient men daar waar mogelijk dit biotoop terug te
brengen, zeker rond een nieuwe Haringvlietmonding,
waar de buitendijkse graslanden immers een integraal
deel vormden van het oude getijdenlandschap dat men
'in ere wil herstellen'.
Tot slot. De terreinbeherende organisaties die te zijner
tijd het nieuwe Haringvliet onder hun hoede krijgen,
doen er goed aan om bij het opstellen van de beheers-
budgetten fondsen te reserveren om daar waar nodig bij
te sturen. Langs de Haringvlietmonding van vóór 1970
ontbraken bomen. De plannen voor het nieuwe Tienge-
meten voorzagen daarin wel. Gelet op de wilgenarealen
in Weelde en Wildernis is dat daar niet gelukt.
Literatuur
Ouweneel, G.L. 1975. De internationale betekenis van
het waterwildreservaat
De Ventjagersplaten. De Levende Natuur 78: 185-192.
Ouweneel, G.L. 1999. Waarnemingen van Visarenden
Pandion haliaetus op de Ventjagersplaat. De Takkeling
7: 70-72.
Veen, J. van. 1956. Organogene Landgewinnungsversu-
che im Haringvliet. Stuttgart.
Wolff, W.J. 1967. Watervogeltellingen in het gehele Ne
derlandse Deltagebied. Limosa 40: 216-225.
Tabel
In de periode 1971-75 op de Ventjagersplaat vastge
stelde maximum aantallen van een aantal watervogels
en steltlopers
Soort
Aantal
Datum
Wilde eend
20.000
11-09-1971
Wintertaling
12.000
september 1973
Krakeend
1.600
september 1972
Smient
1.250
11-11-1972
Pijlstaart
300
16-02-1975
Slobeend
3.500
18-08-1971
Tafeleend
6.000
19-10-1974
Bergeend
4.000
02-06-1974
Knobbelzwaan
150
27-08-1974
Scholekster
400
14-07-1974
Bontbekplevier
750
18-08-1971
Strandplevier
200
26-06-1971
Zilverplevier
400
12-05-1973
Wulp
1.100
15-01-1972
Rosse grutto
650
18-08-1971
Tureluur
550
13-07-1974
Kleine strandloper
30
25-08-1973
Bonte strandloper
6.000
01-12-1974
Kemphaan
3.000
11-09-1971
Kluut
2.500
23-07-1974*
30 augustus 1966: 7.700 exemplaren
oor kustbrocdvogcls als grote sterns en visdieven is het mondingsgebied van het Haringvliet nog steeds een belangrijke locatie.
Bij de herinrichting/uitbreiding zullen de terreininrichters en -beheerders met de belangen van deze groep rekening moeten hou
den. Foto Jan Baks