Goeree-Overflakkee Gelukkig ligt de tijd, dat ik na een voorzet van Dutch Birding uitrukte naar een uithoek van de natie om daar het hart op te halen aan een bijzondere vogel soort, ver achter me. Wel zijn er 'knaaggevallen'. Een in het voorjaar zingende Pallas' boszanger, een geelsnavelduiker, een griel en nog wat soorten brengen mij op het puntje van de stoel. Een zelfanalyse, een proces dat ik overigens prefereer te vermijden, brengt na enig wroeten de oorzaak van die onrust wel boven water. Het gaat dan welhaast per definitie om emotionele vogelervarin gen, opgedaan in een nabij of ver verleden, binnen of buiten de grenzen. Die roodkeelnachtegaal in Hoogwoud was zo'n knaaggeval. In Oost-Azië had ik die gezien, maar met het vorderen van de leeftijd groeit de kans dat het niet meer van een reprise zal komen. Om me op te stellen in een queue vogelaars en dan, na het betalen van de entreeprijs, een paar mi nuten een tuin af te kunnen speuren, ging me te ver. Overigens begrip voor het feit dat die tuin- bezitter een vergoedinkje vroeg, want naar ver luidt was zijn interieur na de vogelaarstsunami wel aan een beurtje toe. Het tv-journaal toonde beelden van de, in het bewuste weekeinde door vogelaars gekraakte en bevolkte, woonkamer. Ik zag er zowaar een dierbare vriend staan te turen. 'Zo, jij toch ook...', dacht ik. Een paar weken later ben ik de Hoogwoudse delicatesse ook gaan bekijken, na de zondagse ochtendkoffie bij onze in de buurt wonende dochter Anne. Toen ik nadien die pelgrimage bekende aan een andere vriend, reageerde deze vergoelijkend met "Anders blijft-ie toch maar knagen, Gerard". Vogelaars kennen eikaars sen timenten. Toen George Tanis op 4 februari 2016 in 't Vol gerland op Goeree zijn Aziatische goudplevier ontdekte, werd deze voor mij geenszins een knaaggeval. De laatste fulva die ik zag was die ene, die eind april 2007 wegspurtte uit een kistje op de kade van Kagoshima op het Japanse eiland Kyushu. Daaraan waren emotionele ervaringen vooraf gegaan. Op de eilanden waarbij onze Spirit of Enderby tijdens zijn Western Pacific Odyssee voor anker ging, zagen we ze steeds: vogels die, om wat op verhaal te komen, daar hun voorjaarsmarathon over de Pacific van Nieuw- Zeeland naar subarctisch Azië hadden onderbro ken. Dat begon al op Norfolk Island, halverwege Nieuw-Zeeland en Nieuw-Caledonië. Mocht u op zoek zijn naar een aards paradijs, denk dan aan Norfolk Island. Niet dat ons schip daar toen om paradijselijke redenen voor anker ging, maar dat is een ander verhaal. Op een van de eilandkapen liep een stel Aziatische goudplevieren. Later, op het eiland Truk, zagen we ze in de hoofdstad Weno dribbelen tussen geparkeerde auto's. Ook rustte er een rijtje op de nok van een vriende lijk ogend godshuisje. De laatste dagen voor aankomst in Japan kregen we er twee aan boord. Eentje haalde het niet, de andere wel, dankzij voedselhulp uit de kombuis. Die had ook al een over de dekken zwierende boerenzwaluw te on derhouden. Voor de verfomfaaide fulva werd op het bovendek een hoek afgeschermd. 36

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2016 | | pagina 36