Die rothop? Door Gerard Ouweneel Toegegeven, het is een cliché. Maar in de regelmatig onder pensionado's te beluisteren verzuchting over teveel drukte schuilt waars. Althans, in dit huis. Al tijdens het geëzel voor Monsieur le Patron, mijn Franse broodheer, bedacht deze naast een trits andersoortige cursussen er ook een tje met de titel 'agendabeheersing'. Dat die lesjes wat mij betreft geen resultaat hadden, bleek en blijkt regelmatig. Omdat echtgenote Els ook gewend is vaak en veel 'ja' te zeggen op aan haar gedane proposities, zitten we bijna iedere ochtend tijdens de koffie in de agenda's te schrap pen en bij te schrijven. "Jullie raken overspannen van de ontspanning" is ons eens toegevoegd door vrienden, lieden die het goed met ons menen maar wel moe worden van ons koortsachtige gedoe. Excuses voor deze inkijk in het huiselijk bestaan, maar daar moet u even doorheen om het frustrerende dramaatje rond de Vlaardingse hop te kunnen invoelen. Iedere dag een agenda dus, ook voor de ochtend van de 4e april 2016, welke was gereserveerd voor een paar uur schrijven. De vorige avond was door Ben Gaxiola in Vlaar- dingen-West een hop ontdekt. Deze had hij via de waarne mingsrubriek geannonceerd, waarmee hij niet bijdroeg aan de schrijfplannen. Een hop nota bene, eentje op minder dan een half uur reistijd van Maasdam. Upupa epops neemt een basisplaats in op mijn lijstje van sterk aansprekende soorten, hetgeen stellig mede voortkomt uit de in Oost- voorne broedende hoppen, die ruim zestig jaar geleden de excursies daar extra luister gaven. En ook met het gegeven dat ik er nadien, tijdens decennialang vogels kijken, naar mijn smaak bar weinig zag. Wellicht waren het er in dit land nauwelijks tien in totaal. Iedere hopmelding geeft dus onrust. Ik zat die ochtend van de 4e net achter mijn bureautje toen Hans belde dat 'de Vlaardingse hop weer was gemeld'. Hij stelde voor een kijkje te gaan nemen. Ook al omdat de schrijverij matig lukte, was ik makkelijk over te halen. Een half uur later waren we op locatie, net ten westen van het Deltahotel, een horecagelegenheid waarin ik destijds van menig zakelijke maaltijd genoot en zelfs een paar van die cursussen had gevolgd. De hoppenplek kon moeiteloos dienen voor een oorlogsspektakel in Hollywood. Bij navraag werd ons verteld dat de puinwoestenij te maken had met de omstreden Blankenburgtunnel die er aan land gaat komen. Dat Ben Gaxiola juist vogels was gaan zoeken in dit decor van ruïnes, braakliggende gronden en afbraak verbaast wellicht. Sla echter de Mededeelingen van de Werkgroep der Nederlandse Natuurhistorische Vereeniging Afd. Rotterdam uit de periode van WO II maar op om ingescherpt te krij gen dat, hoe cynisch ook, het destijds op de Rotterdamse puinvlakten lucratief vogelen was. Op zoek naar de hop zagen we zwarte roodstaarten, opmerkelijk veel kneuen, een rouwkwikstaart tussen de witte kwikstaarten, een beflijster en alarm slaande kleine plevieren. We zagen ook veel andere vogelaars, sommigen gehuld in keurig tenue en voedsel verorberend, hetgeen deed vermoeden dat ze er op uit waren tijdens het lunchuur snel die hop mee te pikken. Daarvan echter geen spoor. Fotografen vertelden uitvoerig en geïllustreerd met beelden hoe fraai de vogel zich die ochtend had vertoond. Anderhalf uur eerder was hij weggevlogen, richting Deltahotel. "Er liggen nog twee col lega's te wachten of hij terugkomt" vertelde iemand, wijzend naar forse puinhopen waartussen kennelijk oneindig gedul dige fotografen stelling hadden genomen. Ik moest denken aan Het stenen bruidsbed van Harry Mulisch. Hans en ik voegden ons bij de, tussen de Vlaardingse af braak patrouillerende, vogelaars. De entourage had ik graag ingewisseld voor eentje die beter aansloot op een voorjaars dag. Na een paar uur wachten en speuren en ook nog een toertje door de woonwijk aan de andere kant van het Delta hotel, rukten we op in de richting Hoeksche Waard. Zonder hop. U voelt het al aankomenKort na dat vertrek werd het litigieuze schepsel weer gemeld, eerst vanuit een belendend woonwijkje en toen weer in zijn Blankenburgwoestenij. In de Hoeksche Waard hadden Hans en ik die avond wel wat te ver- knoersen, waarbij drie in prachtkleed uitgemonsterde man beflijsters in Groot Koninkrijk de pil enigszins verguldden. De beker met gal was pas halfleeg. De volgende ochtend, die van 5 april, zat ik net achter mijn bureautje om de opgelo pen achterstand wat in te lopen toen het telefoontje 'Gerard, hij is weer gemeld' afkwam. 'Nu of nooit' moet ik hebben gedacht en een half uur later stonden we opnieuw tussen het puin. De geschiedenis herhaalde zich: triomfantelijk opge houden camera's met fraaie beelden van de hop, wijswerk in de richting waarheen hij nog maar kort geleden was wegge vlogen en groepjes uitzwermende en speurende vogelaars, aanzienlijk meer dan de vorige dag. Ons dolen door de Blan- kenburgse troosteloosheid begon weer. Tijdens het uitvlooien van het uitgestrekte en onoverzich telijke terrein raakten we uit elkaar. Mijn metgezel was een hoek ingegaan waar allerlei werktuigen stonden opgeslagen, dus bepaald geen hoppenhabitat, maar hij stootte de vogel er wel op. Gebarend kwam hij op me afbenen. De hop was over een dak weggevlogen, had op korte afstand de samen geschoolde vogelaars gepasseerd en was doorgegaan richting dat vermaledijde Deltahotel. De collega's waren in prima stemming. Ik niet, want ik was nog steeds hoploos. Ik voegde mij bij het cohort vogelaars dat op forensisch onderzoek uitging rond het hotel, maar de vogel bleek opnieuw foet sie. Dat bleef hij tot kort na onze terugkeer in de Hoeksche Waard, waar Els me ontving met de woorden: "En, gezien?". Ik schijn toen gereageerd te hebben met de opmerking: "Die rothop". Mocht dat zo zijn dan neem ik dat subiet terug, zeker nadat ik een paar weken later op Madeira in een uitge lezen hoppenhabitat een paar genoeglijke uren beleefde met een paartje dat bezig was met elkaar in zee te gaan. 's Avonds was het achter het Deltahotel wederom een hop pen- annex vogelaarsparty. De volgende dag werd Upupa epops gelukkig niet opnieuw gemeld, zodat ik niet in de ver leiding kwam het aardige gezegde 'Driemaal is scheepsrecht' uit te proberen. Toch is er iets na die gemiste Blankenburg- hop blijven knagen. Daarover mogelijk een andere keer. 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2017 | | pagina 16