AliMkuJ
I
l"
w 3Êi' i
Maar nu drijven zij op het stille water,
prachtig en koel;
tussen welk riet zullen zij bouwen,
bij de oever van welk meer, welke poel
verrukken zij mensenogen als ik straks op
en merk dat ze zijn weggegaan?
zal staan
Vertaling: Jan Eijkelboom
Foto: Tien Heestermans
I i
Nog onvermoeid, minnaar bij minnares,
peddelen zij in de koude
genoeglijke stromen of beklimmen de lucht;
hun harten zijn niet ouder;
hartstocht, verovering, waar ze ook zijn geweest,
ze dienen hen nog steeds.
««w.«f* mt>.' 'SM#
A ¥jZ
-•«=.vr