'iergever (1917 - 1983) Tekst: John Beijersbergen. Foto's: Teun Rosmolen. Vie was Jacob Viergever? 'acob Viergever werd honderd jaar geleden geboren in een klein 'spulletje' aan de Provinciale MVeg net buiten Serooskerke (S), het dorp waar hij zijn hele leven zou blijven wonen. Hij woonde wfyr met zijn grootouders en een ongetrouwde oom die ervoor zorgde dat hij naar de kweekschool Wging, want zoals ome Bram zei: "Joap kan goed lere zei de mééster, die mot vaarder lere". Hij mleerde voor onderwijzer op de kweekschool in Zierikzee (de Driehoek), waar ook parttime leraar biologie Johannes Vijverberg, schoolhoofd in Noordgouwe, les gaf. Die lessen maakten zo'n in- édruk op Jacob dat daarmee zijn belangstelling voor alles wat met natuur te maken had voorgoed was gewekt. Hij heeft nog korte tijd als onderwijzer op de openbare school in Renesse gewerkt, maar dat was geen succes. Later werd hij procuratiehouder op een bank in Zierikzee, een mooie functie waarbij zijn fabelachtige geheugen van pas zal zijn gekomen. Na oprichting van de afde ling Schouwen van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN) door Rykel ten Kate in *1934 ontwikkelde Jacob zich tot een allround veldbioloog met een speciale interesse voor zee beesten, van kwallen en schelpen tot haaien en tuimelaars, maar vooral de walvisachtig en had den zijn grote interesse. Hij correspondeerde zelfs met Japanse professoren. Hij was een van de kopstukken van de NJN- afdeling. In 1949 werd de Natuur- en Vogelwacht opgericht, toen nog Natuurbeschermingswacht geheten, en trad Jacob toe als bestuurslid. Hij zou dat dertig jaar lang blijven. Is het toeval dat zijn excursieverslagen in het Archief ook in 1949 beginnen? Jacob kwam in die tijd overal op het eiland, met een speciale voorkeur voor de Verklikker en het Ver klikker strand. Daar ontwikkelden zich jonge duinen en werden strandvlaktes afgesnoerd waar van alles wat in zee leefde kon aanspoelen. Vondsten van allerlei soorten zeebeesten, insecten, gallen, wieren, paddenstoelen, planten en vogels, Jacob was op het gebied van kennis van de na tuur overal in thuis en alles werd gedocumenteerd. Sindsdien is er veel veranderd. Het strand is nooit meer leeg, zonder mensen en honden, en als je al niet van de sokken wordt gereden door de talloze overheidsdiensten die menen vanuit de auto het strand te moeten inspecteren, kun je als toppunt nog te maken krijgen met de scheurende vrachtwagen die zorgt voor ravitaillering van de strandtenten. Begin jaren 60 was het afgelopen met de strandbroedvogels op het aangroeistrand van de Verklikker. Een andere ontwikkeling is de vanaf die tijd rigide vastlegging van het aanstuivende zand in lage stuifdijkjes, volledig be plant met helm en rijshout, waardoor in plaats van een gevarieerd duingebied een aantal eenvormige fossiele stuifdijkjes is ontstaan met een harde grens tussen duin en strand. De Verklikker groeit nog altijd aan, zouden we het nu beter doen en de natuurlijke verstuiving meer ruimte laten? In de duinpolder, dat is het binnenduin aan weerszijden van het Duinhoevepad, bekend onder de namen Maire en ter rein Moolenburgh, waren groeiplaatsen van harlekijn en maanvaren en tegen de binnenduinrand met de Verklikker waren paapje en roodborsttapuit jaarlijkse broedvogels. Ook de watersnip broedde hier, een soort die evenals de kemphaan nu alleen nog in de trektijd wordt gezien. Maanvaren kon ook worden gevonden achter het Lange Duin bij Haamstede en op de grens van Zeepe, Domeinen en vliegveld. Bij Haamstede achter het Lange Duin zag Jacob ook in 1951 een duinhagedis, zou die dan toch, hoewel heel zeldzaam, in de duinen voorkomen? Op de grens van het vliegveld met het binnenduin bij de vuurtoren was een groeiplaats met tientallen exemplaren van de walstrobremraap. Onder de dennen bij W estenschou- wen en bij paal 4, maar ook in het Zeepe, groeiden stofzaad en breedbladige wespenorchis. Rondbladig wintergroen was in vrijwel elk kruipwilgputje algemeen. In de vallei in het Zeepe, die in 1975 werd uitgegraven tot plas voor zandwinning vond hij in 1970 voor het eerst klein wintergroen. In de jaren 80 en 90 dachten wij, bij het provinciaal onderzoek naar verdroging van de Zeepeduinen als gevolg van de waterwinning, deze soort nieuw voor Schouwen te hebben gevonden, maar Jacob was ons voor. De soort komt gelukkig nog steeds voor op wisselende plaatsen in kalkarme valleitjes. Ook van welriekende salomonszegel is een groeiplaats bekend in het Zeepe, maar in de jaren 50 waren er ook groeiplaatsen in het binnenduin en in de Verklikkerduinen. Zowel in de Verklikker- als in de Zeepeduinen broedden jaarlijks meerdere paren van de grauwe kiekendief en de grauwe klauwier, vogelsoorten die meer rust en ruimte nodig hebben. 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2017 | | pagina 27