HM worden, waar roofvogels kunnen fourageren, akkerkrui den groeien en bijen en hommels zoemen en waar het geluid van akkervogels als patrijs, gele kwikstaart, gras pieper en veldleeuwerik kan worden gehoord. Indertijd waren de inlagen en dan vooral de Flaauwersinlagen een grote trekpleister vanwege de broedkolonies van meeu wen en sterns en omdat het er bij hoog water druk kan zijn met steltlopers van de Roggenplaat, die er overtij- en. Brandganzen waren er nog niet zo veel, hooguit een achthonderd in de Prunje, en ook wel eens kleine riet ganzen bij Serooskerke. Kleine zwanen (Denen) waren er ieder jaar wel in een vorstperiode. Het brakke water van de drie inlagen was gezond en stond vol ruppia. Zo ver haalt Jacob over de fuikenvissers in de Heertjesinlaag, die met hun lieslaarzen verstrikt raakten in het binnen- dijkse zeegras. De paling zal er goed hebben gegroeid, want het zal er vol leven hebben gezeten zodat de kleinere sterns er konden fourageren bij harde wind op zee. Jacob heeft de rijke tijd meegemaakt maar ook het verval en het zou voorlopig niet meer goed komen. Het waren de jaren van vergiftiging van het zeewater in de jaren 50 met DDT en in de jaren 60 met drins waardoor zeehonden, eidereenden en grote sterns massaal het loodje legden. 1965 was het nationale rampjaar voor de grote stern. Jacob meldt in dat jaar dat het broedseizoen is mislukt in de inlagen. Er waren slechts een tiental grote sterns en ook in 1966 en 1967 waren ze er nauwelijks. De noordse stern, die altijd apart wordt genoemd, was al eerder exit. Boven dien is de afname erg hard gegaan. We weten nu dat de achteruitgang van de broedkolonies al vanaf de jaren 50 aan de gang was, maar het was nog niet gebruikelijk dat de aantallen vogels werden geteld. In het voorjaar keek men of een bepaalde soort terug was en dan was dat blijkbaar voldoende. Met de verbetering van de waterkwaliteit van het buiten water, het weer gezond maken van het water van de in lagen (zonder Heertjesinlaag) en de uitvoering van Plan Tureluur is er al veel verbeterd. Vergeleken met de jaren 80 is het weer leuk om vogels te kijken bij de inlagen, maar de zandhonger van de Oosterschelde heeft het aantal wadvogels duidelijk doen afnemen en de grote stern is nog steeds een onregelmatige broedvogel aan de zuidkust. In de jaren 60 en 70 was de ontsluiting van het eiland door aanleg van de deltadammen in volle gang, evenals de toename van de recreatie. Die zou met name in de duinpolder bij Renesse, maar ook elders in de Kop van Schouwen en aan de noordkant van de Grevelingen, veel ruimte in beslag nemen en de bevolking van het eiland een groot gedeelte van het jaar verveelvoudigen. Het gevecht om 'rust en ruimte' is toen begonnen en duurt onverminderd voort.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2017 | | pagina 29