3n fUS Gedicht f i' ii - i'Mrtnirlmfc^iif ^fctwèrt ^halfhartig dat wel dat vissen op allemans getij? Fr*»: grote sterns vond jullie wel wat overdreven uitbundig wit zo tegen die veel te blauwe niet te doene hemel tis dat jullie riepen zeg maar gerust krijsten met rauwe schreeuwen dan als een bende sneeuw opstoven van het zwart gestoofde strand om in de einder te smelten dat ik dacht wat zijn jullie toch een verdomd aardige janboel een uitgelaten fanfare van schetter en tetter die elke zomeravond inscheept tot de volgende hoe ik het gras nog ruik het glas rond de nek in de inlaag van ongedachte luister: wat moet ik met al dat geluk, zottekoppen? zo bleef ik naakt en genoeglijk verbrandend met snippers dagboeken regels vroeger eieren in mijn nog ongetekende hand hopen op de jaren die voorbij zijn met jullie malle kuiven "'p •J *V, V'i -rttfSjSfS i ffli' fh&tfiü&x'Ala /*v£U p lp prv.'p-p r ■frSHHtPÏ"T ."VSi:. In het boek "Fraaie schepsels, De grote stern in Nederland" eindigt Gerard Ouweneel zijn bijdrage met de hij ze zag op Fuerteventura. De illustratie, een fragment van een tekening door Adri Vogelaar (1923-1998), John Beijersbergen en Arie van den Berg j* -m* t vraag wie zich eens waagt aan een poëem over grote sterns. Karei Leeftink nam de handschoen op kort nadat is overgenomen uit het boek "De Grevelingen, de vogels van een afgedamde zeearm" uit 1980 door 26 -,, i-:ro.v-v*1 \fïl, si -v ;v, i p S-* V*» J» VI j r ik" - jT1 pp J si. A-i i '.'Vv. V s «- - - r\?

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2018 | | pagina 14