Uit de maandrapporten van wijlen
OPZICHTER VAN DE SCHEELHOEK
\RIE BLOKLAND,
Scheelhoek
Goeree-Overflakkee
"Het is mij gebleken dat ik de zilvermeeuw nog te goed
behandeld heb....!"
Reken erop dat, wanneer Rijkswaterstaat op 5 septem
ber a.s. de Haringvbetsluizen op een kier zet, de trom
duchtig geroerd gaat worden. Naarmate deze datum
naderde, werden zestigplussers die vóór 1970 in de
Biesbosch, het Hollandsch Diep en het Haringvliet op
excursie gingen regelmatig benaderd om nog eens te
vertellen 'hoe het toen was'. Uw schrijver was een van
hen. Begin er maar eens aan om de sfeer van toen over
te brengen.... een wijdheid zonder hoogspanningslei
dingen, megawindturbines en een met condensstrepen
bezaaid hemelrond in een entourage waarin de tijslag
het gebeuren dicteerde.
Ter voorbereiding van het hoofdstuk over de Scheelhoek
voor Tussen Haringvliet en Grevelingen had ik destijds,
in de werkschuur van Natuurmonumenten, een ochtend
zitten grasduinen in de stukken die opzichter Arie Blok
land achterliet. Het waren kostelijke uren. Een deel van
wat ik toen las verwerkte ik in het bewuste hoofdstuk.
Na verschijning was het boek Tussen Haringvliet en Gre
velingen snel uitverkocht. Ik zie nu dat deze studie over
de vogels van Goeree-Overflakkee via bol.com te koop
is. Bezit u het boek niet dan is aanschaf om meerdere
redenen een aanrader, zeker niet alleen omdat het ont
staan van de Scheelhoek erin staat beschreven. Dit nog
geen eeuw bestaande natuurmonument heeft een turbu
lente historie achter de rug, waaraan de activiteiten in
het kader van het Droomfonds Haringvliet opnieuw een
episode zullen toevoegen. Bij het spitten naar herinne
ringen van vóór 1970 kwamen die aangename uren in de
werkschuur weer boven. Desgevraagd viste Jan de Roon
uit dat de verenigingsbibliotheek in 's Graveland zich
over het Blokland-archief ontfermd heeft.
Jan droeg zorg voor een introductie, met als resultaat
dat ik daar maandagmiddag 30 april welkom was. Alras
bleek dat een deel van de Blokland-papers waarschijn
lijk in Amsterdam terechtkwam, maar desondanks
waren er in 's Graveland genoeg stukken gearchiveerd
om verzekerd te zijn van wederom kostelijke en ook
inzichtverruimende uren.
Aai de Punthoed
Blokland, die allengs de bijnaam 'Aai de Punthoed'
kreeg, begon in 1932 met de bewaking van de Scheel
hoek. Deze bezat toen een oppervlakte van 225 hectare
en was niet meer dan een kale opwas in het Haringvliet,
los van Goeree-Overflakkee.
De plaat was snel gegroeid, mede omdat een zekere
H.de Boer er Spartina had aangeplant, een methode om
aanslibbing en maaiveldverhoging te bevorderen. Kort
nadien ging men ook op de Ventjagersplaat met die
werkwijze aan de gang. De bewuste De Boer stond te
boek als een groot natuurliefhebber maar was ook jager,
zodat gesuggereerd is dat, om de jachtactiviteiten op de
toen nog open Scheelhoek Plaat succesvoller te kunnen
uitoefenen, hij erop uit was door die aanplant vanuit
een dekking te kunnen opereren. Omstreeks 1932 ging
de administratie van de Scheelhoek naar de Dienst der
Domeinen, dus richtte Blokland zijn maandelijkse rap
portages voortaan 'Aan den Weledele Heer Inspecteur
der Domeinen in Dordrecht'.
30
Door Gerard Ouweneel
In 's Graveland las ik de rapporten en verdere corres
pondentie over de jaren 1946-1960. De verslagen zijn
deels handgeschreven, deels getypt. Bezoekrapporten
van derden, waarbij Tom Lebret en Sjoerd Braaksma, en
kopieën van correspondentie voegden een extra dimen
sie aan de leessessie toe.
Meeuwen en ratten
In 1959 maakte ik voor het eerst kennis met Blokland.
Die ontmoeting staat mij nog goed bij, temeer omdat ik
de indruk kreeg niet te doen te hebben met een opge
ruimd iemand. Toen bracht ik die gemoedsstemming
in verband met de teloorgang van zijn Scheelhoek als
gevolg van de aanleg van de Haringvlietdam. Omdat in
Bloklands geschriften de narigheid overheerst, sluit ik
niet uit dat de opzichter zelden een zonnetje in huis
had. Gemeten kon hij gelukkig toch wel. In zijn rapport
over oktober 1953 roemt hij de voorbije maand met zijn
fraaie herfstkleuren.
In een terugblik op de in 1946 net gepasseerde oorlogs
jaren lezen we dat Duitse militairen de vogels op de
Scheelhoek met mitrailleurs bestookten en dat Stellen-
dammers, als ze in strenge winters de Plaat over ijs kon
den bereiken, probeerden om er vogels te vangen met
gebruik van aan vislijnen bevestigde haakjes voorzien
van aas. Ook geeft Blokland de wens te kennen graag te
beschikken over gif en gedresseerde honden om ratten
te lijf te gaan. Wanneer op 23 februari 1946 als gevolg
van een stormvloed op de Scheelhoek twee meter water
komt te staan schrijft hij, niet vrij van voldoening,
dat die inundatie ratten het leven zal hebben gekost.
Geklaag over schade die ratten en meeuwen aanrichtten
onder de op de Plaat nestelende sterns en kluten -
Blokland schrijft de oude naam kluiten - loopt als een
rode draad door de vijftien jaar Blokland-rapportages
heen. "Van de botvissers van Stellendam heb ik op het
ogenblik niet veel hinder" rapporteert hij in juni 1946.
Maar een maand later klaagt hij over de schade die de
vele meeuwen aanrichten, vogels die afkomen op de
duizenden kilo's jonge zeebliek die kuilvissers dagelijks
overboord kieperen. Omdat op de Scheelhoek eierdieven
hun slag proberen te slaan arrangeert hij in mei een
etmaal rond bewaking. Einde zomer 1946 rapporteert
hij aan broedvogels 1500 paren 'kluiten', 2 a 3000 kok
meeuwen, 6 a 7000 paren visdieven, 300 paren dwerg
sterns, 50 paren strandplevieren, 70 paren kemphanen
en 8 paren 'kuikendieven', kiekendieven dus.
Voorts meldt hij het broeden van enkele zwarte sterns,
hetgeen verbaast. Dat doen trouwens ook van menig
soort de opgegeven aantallen. Later zou Sjoerd Braak
sma daarvan afstand nemen. In augustus 1946 lezen
wij dat de rietlengte twee meter is en dat, bang voor
overspoeling, bijenhouders ondanks de grote zeeas-
tervelden hun kasten niet op de Scheelhoek durven
plaatsen. Op 27 december 1946 komt Tom Lebret naar
Goeree-Overflakkee. In het rapport van 4 januari 1947
lezen wij dat "er weer een arend op bezoek was", naar
we mogen aannemen een zeearend.
Winter 1946-47 was een van de strengste en langste van
de vorige eeuw. Nadat Blokland eerder vaststelde dat
door de schaarste aan patronen er weinig verstoring
door jacht plaatsvindt, meldt hij dan dat als gevolg van
het winterweer veel brandganzen naar de omgeving van
de Scheelhoek zijn uitgeweken en dat "naar het schijnt
er veel jacht op hen wordt gemaakt, waardoor de vogels
bescherming zoeken op de Scheelhoek". Onze rappor-
tem schrijft over 10.000 brandganzen, een aantal dat
toen ruwweg 30% van de wereldpopulatie omvatte.
In een brief gedateerd 19 juni gericht aan bestuurslid
W.G.van der Kloot roept Blokland op over te gaan tot
bestrijding van zilvermeeuwen en ratten "omdat deze
geen sternnest ongemoeid laten". Ook heeft hij het
niet op kiekendieven, die het hardnekkig met de naam
'kuikendieven' moeten blijven doen, mogelijk om de be
schuldigingen een extra lading te geven. Wij lezen: "kui
kendieven hebben met drie paren gebroed, twee bruine
en één grauwe. Die verslinden hier ongelofelijk veel
jonge vogels. De hele dag zijn ze bezig jonge vogels weg
te halen! Zo'n paar kuikendieven moet toch wel honder
den jonge vogels en een gelijk aantal eieren pakken...".
De aanwezigheid van 'asgrauwe' kiekendieven meldt
Blokland regelmatig, soms als broedvogel, maar vaker
als exemplaren die komen jagen. Aannemelijk is dat
deze destijds regelmatig op Goeree-Overflakkee broed
den. In ieder geval was dat in de zestiger jaren rond de
Kwade Hoek nog hel geval. Braaksma bezoekt de Scheel
hoek op 21 mei 1948 en op 4 juni 1949. Afschriften van
diens bezoekrapporten trof ik in het archief aan.
31
Bezoek van bestuursleden van de Stichting De Beer aan de Scheelhoek.
Arie Blokland staat nog bij zijn schouwtje. Circa 1950.