In 1948 komt hij uit op 20 paren strandplevie- ren. Het jaar daarop gaat hij in op Bloklands aantalschattingen die hij, op die van de kluut na, structureel aanzienlijk hoger vindt uit komen dan de zijne. Overigens acht hij diens schatting van 1100 paren kluten wel aanneme lijk. Zilvermeeuwen Bloklands rapportages spitsen zich toe op het wel en wee van kustbroedvogels hetgeen, ge zien de ligging van de Plaat in de toen nog open monding van het Haringvliet, begrijpelijk is. Min of meer regelmatig meldt hij zeearen den, hetgeen thans niet langer opzienbarend is, maar zeventig jaar geleden wel. Op 2 no vember 1950 lezen we over een exemplaar dat twaalf dagen op de Scheelhoek rondzwalkte. Over andere soorten dan kustbroedvogels en ganzen meldt Blokland weinig, zij het dat hij er blijkt van geeft zijn vogels te kennen. Hij schrijft over twee lachsterns die zich eind juni tussen de visdieven ophouden en dat hij deze nooit eerder zag. Hij veronderstelt dat ze niet hebben gebroed. Maar later, in 1956, meldt hij twee broedgevallen. Lachsterns broedden tor en met dat jaar op de noordelijker gelegen De Beer. Ook voor 1956 legt hij en passant vast dat de Scheelhoek 75 paren snorren, 40 waterrallen en 25 paren leeuweriken herbergt... enfin, houdt de eerder vermelde achterdocht jegens Bloklands aantaldiagnoses in gedachten! Volgens Blokland waren door de stormvloed van 1 februari 1953 de op de Scheelhoek huizende baardmannetjes alle omgekomen. Over verdere naweeën van de stormvloed lezen we dat op 1 juni 1953 zijn telefoon is gemaakt en dat 'deze opnieuw op 20 staat'. Omdat er in 1953 maar weinig bezoekers komen opdagen, veronderstelt hij dat de meeste mensen als ze vrij hebben wel wat op te knappen hebben aan hun woningen. Met meeuwen en ratten verkeert Blokland dus permanent op voet van oorlog. Voor de ratten bestrijding gaat hij in 1951, voorzien van 500 gif tabletten en 3 kilo gebroken tarwe behandeld met een finirat-extract, het voorjaar in. Zijn er varing is dat tabletten het beste resultaat geven. Hij verzucht dat ze (de ratten dus) de gifblokjes wel weghalen maar dat hij nooit dode ratten ziet. Hij vermoedt dat ze wel doodgaan, maar meldt dat hij toch liever het bewijs ziet...! Echter, op 2 april 1958 rapporteert hij: "Hier, vóór de haven, heb ik de laatste weken 80 grote ratten gevangen, wat toch aanmerkelijk moet helpen!"En dan de door Blokland verwenste meeuwen. Tot het inzicht dat grote sterns baat hebben bij de aanwezigheid van broedende kapmeeuwen was het in 1954 nog niet gekomen. Integendeel, we lezen dat er dat jaar circa 1500 kapmeeuwnesten zijn 'waar niets aan gedaan wordt'. Op 3 augustus uit hij de veronderstel ling dat veel kapmeeuwen dicht bij de visdieven niet gewenst zijn en dat hij van plan is daar volgend jaar iets aan te doen. Dat hij daartoe inderdaad overgaat blijkt vijf jaar later, in 1959. Dan komt er een paartje zwartkopmeeuw tussen de kapmeeuwen broeden, een première voor Ne derland, althans wat een compleet stel betreft. In het maandrapport van 1 juni 1959 lezen we de enigszins misnoegde kanttekening "nu die mediterrane kapmeeuw recht voor de haven broedt, kan ik die kapmeeuwen toch niet ver drijven". Een gepast hoera voor de broedvogel die een nieuwe glorie voor zijn Plaat van Scheel hoek betekende kan er, althans in de rappor tage, niet af.Blokland was dusdanig gefocust op het welzijn van zijn sterns dat hij, net als zijn collega Korfmaker op De Beer, vergunning kreeg om zilvermeeuwen te vergiftigen. Voor 195 5 rapporteert hij 100 paren zilvermeeuwen op de Scheelhoek en 93 stuks vergiftigd. Twee jaar eerder had hij het bestuur van de Stichting De Beer om toestemming gevraagd om het broedter- rein van de zilvermeeuw geheel te vernietigen, waarbij hij spijtig verzuchtte: "Het is mij geble ken dat ik de zilvermeeuw nog te goed behan deld heb...". Ook de andere schepsels die het op zijn jonge visdieven hebben voorzien hekelt hij. Zo klaagt hij in 1951 over scholeksters die de pulli doodpikken. Enfin, toen wij drie jaar later vanaf de Brielse Dam een scholekster achte loos hetzelfde zagen doen met kemphaanpulli, leverde de scholekster bij ons een forse portie goodwill in.In november 1954 lezen we voor het eerst over het Deltaplan. Nadien wordt dat plan en de ingrijpende gevolgen die de komst van de Haringvlietdam voor de Scheelhoek zou gaan hebben een van de hoofdthema's in de rappor tages. Menig oudere Stellendammer zal zich Blokland, alias Aai de Punthoed, herinneren, de Scheelhoekopzichter die zich verplaatste in een DAF met achter op de hoedenplank een opgezet waterhoentje. 32 Epiloog Een fors deel van de financiële middelen van het Droomfonds Haringvliet wordt aangewend voor vergroting van de Scheelhoek, waartoe men 70 hectare van de Zuiderdieppolder en de Kro ningspolder omzet in 'prachtige nieuwe natuur' (citaat uit de circulaire inzake de informatie avond 'Natuurlijk Haringvliet' van 23 mei 2018 in Middelharnis). Wij zijn nieuwsgierig welke natuur dat zal zijn. Hopelijk is daarbij gekeken naar hetgeen Natuurmonumenten recent liet aanleggen langs de Waddenzeedijk van Texel, dus naar Utopia en Nieuw Buitenheim: nieuwe natuurterreinen die dusdanig zijn ingericht dat ze er voor sterns uitnodigend bijliggen om zich te vestigen. Zij doen dat ook De sterns in Nederland, en zeker in Zuidwest-Nederland, kunnen zulke gebieden hard gebruiken. Dus ho pelijk is daar aan gedacht bij de inrichting van die toegevoegde 70 hectare. Voorts is een stern- aantrekkelijke inrichting toch ook een hommage aan Arie Blokland, die destijds heel ver ging om het de sterns op zijn Scheelhoek naar de zin te maken. Soms tè ver. Literatuur: Ouweneel, G.L. 2004. Verleden, heden, en toe komst van de Plaat van Scheelhoek. In Breed- veld, S.J., van Dam, A., Hollaar, W.J., Tanis, K., van der Velden, B. de Zoete G., Tussen Ha ringvliet en Grevelingen. De vogels van Goeree- Overflakkee. VNLGO. Middelharnis. Veen, J. van. 1956. Organogene Landgewin- nungsversuche im Haringvliet. E. Scweizerbart- sche Verlagsbuchhandlung. Stuttgart. SlêJ dal Natuurmonumenten richting van de laai inspireren door hetgeen de i Texel verrichtte en stél dat er zich dan daad sterns vestigen, moeten we daar dan blij mee zijn? Ik aarzel. De gemeente i Overflakkee en de provincie hebben rond Kroningspoldcr 19 windturbines geproji Hierdoor wordt het nattiurmonumc landzijde door een tot bijna rondmaaiend ij/.e behoeven niet verder te j om ingescherpt te krijgen wa vogels) die zich in de buurt va ttgen riskeren. Op Neeltje J; sterns uit de luiht gemt Om te ervaren wat het taf aan windmolens op het nel ncn we eveneens Ui de t eens op de Philipsdam kijker Overflakkee en Duivel and, manifesteert verwin dm ol (sering van het open deHalam hel meest. Alleen de leveranciers van wind nes zullen van dai schouwspel in jubelstemir komen. 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2018 | | pagina 17