f»;,'! 2?iV V'i ',\N J I 'tf O k J 4 ft É- Al •^7 Uit de Schouwse schatkamer Ik kwam daar voor het eerst met een feestje van de plantenwerkgroep. Op de tuinmuur stond een reeks monumentale schelpen. Ik stelde me voor dat ze van rubber waren en ik ze over mijn hoofd kon trekken als een hoed. Zo'n heel gek idee was dat niet. De Cassis Cornuta wordt op zijn Nederlands ook wel helmschelp genoemd naar de helmen van de Spaanse inquisiteurs. Overdonderd door de enorme hoeveelheid naturalia in de grote wonderschuur, vroeg ik de heer Backhuys of ik om de paar maanden niet een voorwerp uit zijn verzameling mee naar huis mocht nemen en later inruilen, als verwonderbibliotheek. En zo zat ik een week later een hele avond met de schelp op schoot. Kijken, voelen en zonder enige voorkennis mijn gewaarwordingen beschrijven: Een wittig grijs dik draakje met botachtige uitsteeksels. Het geheel bedekt met een soort braille, een raster van fijne lijntjes in zowel horizontale als verticale richting. Een glanzende binnenkant met een zweem van licht oranje. Naar het staartje van de opening toe is de structuur grover zoals bij de kroon van een geweitak. Vanaf de tegenoverliggende kant zie ik een spiraalvormige ster, die vanuit een bruin wit gestreepte band van binnen uit lijkt te groeien. De schelp heeft een heel eigen soort zweetlucht, maar dat kan natuurlijk ook overgebleven zijn van iets wat erin gekropen is. Erna heb ik het voorwerp van alle kanten gefotografeerd, getekend en zijn er ook beelden ontstaan. Een keramische vorm, waar het vooral om het landschappelijke gaat. Een oranjerode hoed, dat te veel theemuts kippenkop bleef en ik daarom enkele maanden liet liggen voordat ik het tenslotte in elkaar naaide tot een slakachtige, die mogelijk ooit een dergelijke schelp bewoonde. Toen ik de schelp kwam inruilen, viel mijn oog op de twee prachtige glassponzen, maar die zijn zo delicaat dat ik er geeneens aan dacht ze mee te vragen. Ik was allang vereerd om ze te mogen vasthouden en zocht een goed plaatsje om ze te fotograferen op een stoel met zwarte zitting bij het raam. Ik was zo opgewonden, dat het me achteraf verraste hoe aardig de foto's gelukt waren, want daar moest ik het dit keer mee doen: Het venusmandje is een fallusvormige glasspons, die naar één kant toe versmalt en uitloopt op een met vlassig zilverwit haar begroeid bolvormpje met kwastje eraan, waarmee ik vermoed dat de spons op de bodem vastzat. Een kantachtig skelet met een heel fijne regelmatige structuur van vierkantjes, door draden afgerond tot kleine gaatjes. Organische geometrie. Aan drie zijden groeien er golvende kragen overheen als de bloesroesjes van een Spaanse danser, die met zijn vitale houdingen ook enorme potentie uitstraalt. Eén ding is wel duidelijk, venusmandjes hebben alles met de liefde en vruchtbaarheid te maken. Wim Backhuys vertelt mij dan ook hoe jonge garnalen door het ajour van de vele kleine gaatjes naar binnen kruipen, een mannetje en een vrouwtje. Het stel snoept mee van al het lekkers dat via het zeewater naar binnen stroomt en groeit daar snel op om er als volwassenen veilig hun eitjes te leggen. Deze ontwikkelen zich tot larven, die uiteindelijk uitzwemmen. Maar het paar kan niet meer tussen de mazen door, blijft in de spons achter en is voor de rest van hun leven tot elkaar veroordeeld. Dat is de reden waarom eilandbewoners van Japan en de Filipijnen zo'n spons met twee verdroogde garnalen erin als huwelijksgeschenk geven, een symbool van (weliswaar afgedwongen) eeuwige trouw. Vanuit de zeer sterk uitvergrote foto's van de structuur ben ik een wand vol porseleinen scherljes gaan maken. Ook probeerde ik het zwierige van de sponzen met gehaakt metaaldraad te benaderen. Maar het vernuft en de schoonheid van de natuur is niet door mensenhanden te evenaren. Dat is niet de enige reden dat het tot nog toe maar bij twee voorwerpen uit de collectie Backhuys is gebleven. Tentoonstellingen, kleinkinderen, een verbouwing, er is altijd een reden om iets uit te stellen. Naar aanleiding van een opdracht over pollen heb ik Micropia bezocht, een op zichzelf staande afdeling van Artis over de allerkleinste levensvormen, de eencelligen. Omdat ze niet met het blote oog te zien zijn, voel ik me vrijer en laat de porseleinen vormpjes alle kanten op groeien. Wel heb ik eerst gipsmalletjes gemaakt van groente en fruit uit de moestuin om bij de natuur hun huid te lenen. Dat dan weer wel. teja van hoften teja woont en werkt in Haamstede, www.tejavanhoften.nl I Éi 9 f 1 32 M Zonder titel, porselein 37 x 2 x 40 cm. 2017. teja van hoften 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2019 | | pagina 17