Perkoenpalen op de dijk Op de zeefdruk 'Flaauwersnol' van Willem van Anraad staat op de overgang van het gras naar de steenglooiing van de uitstekende dijk in de Oosterschelde een lange rij paaltjes. De reeks is niet compleet en de houten palen zijn behoorlijk verweerd. Waarvoor dienden dergelijke palen? Toen in de 12e eeuw de ringdijk rond Schouwen werd gemaakt, was die slechts 2 a 3 meter hoog en opgebouwd met schorrenklei begroeid met gras. Door de (niet zichtbare) uitholling onder water kwamen dijkvallen geregeld voor. De golfoploop maakte het gras op veel plaatsen dood. Daar werd de dijk bedekt ('bekramd') met gedraaid stro en wilgentenen. Ook kwam op zwakke plekken al steen te liggen, die als ballast met schepen uit de Oostzee was meegenomen. De vooroever van de dijk werd beschermd door zinkstukken van rijshout. De Zeeuwse dijken hadden een asymmetrisch profiel. Aan de zeekant moest een zwakke glooiing de golfoploop breken. Omstreeks 1600 waren de zeedijken al zo'n 5 meter hoog en 20 meter breed. De krammat maakte men tot de rand van het aanspoelsel ('vêêkrand'). Daarboven lag gras en liepen de schapen. In 1730 bereikte de paalworm vanuit het zuiden Zeeland en die vrat zich door al het hout van zinkstukken, sluizen en palen heen. Na 1750 ging men algemeen over op een bekleding van natuursteen, aanvankelijk Doornikse en Vilvoordse steen, later basalt. In de loop van de 18e eeuw bedachten de waterbouwkundigen ook dat een rij perkoenpalen tussen de steenglooiing en grasdijk de golfoploop sterk zou verminderen. Een dijkverhoging met een dijkverbreding was dan niet nodig. Het best waren eikenpalen met bast. Toen die te duur werden, kwamen er na 1870 vuren palen, bewerkt met creosootolie om borende insecten en hout vretende larven tegen te gaan.De naam perkoenpaal komt uit de weg- en waterbouwkunde. Met een klankwisseling komt het woord perkoen van het Middelnederlandse woord 'barcoen'. In het Oudfrans betekende 'bracon' rond- of staakhout. Na 1900 paste men in Zeeland ook beton toe. De zogenaamde Muraltmuurtjes gaven opnieuw een verhoging van de dijk zonder een dijkverbreding. Na 1953 werden de dijken op Deltahoogte gebracht van meer dan 10 meter. Bij de dijkversterkingen vanaf 2010 verdwenen veel perkoenpalen. De zeer karakteristieke palenrijen sneuvelden en slechts hier en daar werd wat gespaard. De schoonheid van het lijnenspel van de palen op de dijk werd gezien door kunstenaars. De noodzaak van veilige dijken zal niemand betwisten, maar het verdwijnen van de perkoenpalen na 250 jaar was wel jammer! Frans Beekman Lit.: Juliette Timmermans e.a., Schoonheid langs de Oosterschelde. Ode aan deperkoenpaaltjes, Vlissingen, 2011. 10 Flaauwers nol, zeefdruk 1978. Willem van Anraad. Willem van Anraad woont en werkt in Zierikzee. 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2019 | | pagina 6