'MlBÉÊmm Door Niels Godijn en Linde Slikboer Over de auteurs Alle oliekevers van het geslacht Meloe parasiteren op wilde bijen. De vrouwtjes zetten een klein aantal grote eipakketten af op een plek waar veel wilde bijen actief zijn. De larven zijn in het eerste stadium voorzien van een zestal pootjes en zijn zeer beweeglijk, waarbij ze op zoek gaan naar bloemen en andere hoge punten in de vegetatie. Van daaruit grijpen ze zich vast aan foeragerende of rustende bijen en reizen mee naar het nest. Aangekomen bij de nestingang laat de larve zich van de bijenrug vallen, gaat het nest binnen en eet voedselvoorraad en ei van de bij op. Vanwege de uitein delijke omvang van de kever is één nest niet voldoende om het dier te voeden tot volwassenheid. De larve wandelt van nestkamer naar nestkamer om telkens de voedselvoorraad te plunderen. Een hoge dichtheid van bijennesten is dan ook een vereiste voor een oliekever. De volwassen dieren voeden zich met plantendelenen lijken een voorkeur te hebben voor de kroonbladen van boterbloemen. Volwassen oliekevers zijn, met hun for maat tot 35 mm en zwarte schilden met metaalglans, een opvallende verschijning. Ze hebben slechts gere duceerde vleugels en daarbij een zeer zwaar lijf. De dieren kunnen dan ook niet vliegen. Verspreiding moet plaatsvinden tijdens het larvaal stadium, waarbij de larven meeliften met bijen. Wilde bijen begeven zich in de regel niet meer dan enkele honderden meters, jonge dieren soms enkele kilometers, van het geboortenest. Al weet de keverlarve mee te liften met een reislustige bij, dan nog is de kans dat het dier op een geschikte voortplantingsplek terechtkomt gering. Uitbreiding van het leefgebied van oliekevers gebeurt dus moeizaam en toevalligerwijs. De gewone meiworm, zoals de gewone oliekever vroe ger in de volksmond werd genoemd, was ooit wijdver breid en talrijk aanwezig in Nederland. Momenteel is de verspreiding sterk versnipperd met een zwaartepunt in de zuidelijke helft van Limburg. In Noord-Brabant beschouwt de provincie beide Me/oe-oliekevers als aandachtsoort. Die status is niet onterecht, omdat de kevers een indicator zijn van hoge natuurwaarden. Niels Godijn is groot liefhebber van de kust gebieden van de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden. In zijn vrije tijd komt hij er graag genieten van de landschappelijke openheid. Hij is werkzaam voor 'Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum Akkervogels', waar hij zich inzet voor onderzoek en bescherming van na tuur in akkerbouwgebieden in de regio. Linde Slikboer is bijenspecialist en werkzaam bij 'EIS Kenniscentrum Insecten'. Haar ontdek king van de uitgestorven gewaande kraag- bloedbij op een dijk was het begin van haar grote interesse in dijken als leefgebied voor (bedreigde) insecten. Het leefgebied betreft schrale vegetaties met aanwe zigheid van stabiele bijenpopulaties. Hun veeleisende levenswijze, de lage verspreidingskansen en kwets baarheid vanwege het grote'formaat van de volwassen dieren, maken oliekevers zeer kritisch en gevoelig voor veranderingen in het biotoop. De kevers zijn afhankelijk van extensief beheerde plekken met weinig verstoring, waar grote aantallen wilde bijen stabiel aanwezig zijn. De parasitaire oliekevers worden zelf ook lastig geval len. De belagers zijn kleine en specialistische muggen: oliekeverknutten. Daar zijn meerdere soorten van, die zich allen via hun scherpe zuigsnuit voeden met de lichaamsvloeistoffen van oliekevers. De vrouwelijke oliekever die we op 19 april in Stellendam aantroffen werd achtervolgd door een aantal exemplaren van een dergelijke knut. We hebben twee exemplaren verzameld en overhandigd aan Pasquale Cilliberti, collectiebe heerder bij Naturalis en specialist van onder andere de Ceratopogonidae, de knutten. Het soortcomplex waar onze exemplaren toe behoren betreft een groep die erg moeilijk op naam te brengen is. Bij de determinatie kregen we gelukkig hulp van de Poolse knuttenexpert Ryszard Szadzwieski. Het blijkt te gaan om Atricho- pogon meleosugans, een nieuwe soort voor Nederland (publicatie in voorbereiding). Oliekevers zijn opvallende, zeldzaam geworden kevers met een bijzondere levenswijze. In westelijk Nederland lijken de eens algemeen voorkomende 'meiwormen' teruggedrongen tot de dijken: een bijzonder waardevol biotoop in een steeds leger wordend landschap. Dij ken staan al langer bekend als refugia voor bedreigde soorten, waaronder paddenstoelen en planten. De in dit artikel beschreven waarnemingen bewijzen dat deze cultuurhistorische landschapselementen ook voor insecten een grote waarde kunnen hebben. Komt u ook een oliekever tegen? Geef uw waarneming dan door, via www.waarneming.nl of mail uw waarneming, liefst met foto, naar linde.slikboer@naturalis.nl. V Waamjóu,. 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2020 | | pagina 33