KRONIEK VAN EEN
VogeCaars
zijn romantici
Watervogels en steltlopers domineren de
delta-avifauna. Daarmee ben ik best in mijn
schik evenals, naar blijkt, veel collegavo
gelaars. Met de op 12 maart door de heren
Rutte en Van Dissel afgekondigde lockdown
met zijn mobiliteitsbeperkingen kwam er
subiet een einde aan het vreugdevol voor
uitzicht van de aanstaande deltalente met
fijne vogels.
Omdat Els en ik door het RIVM royaal in de klasse 'ex
tra risicovol' waren gedeponeerd, meenden wij er goed
aan te doen ons te schikken, zij het contrecoeur. Dit
hield in: niet naar de Markenje voor de eerste strand-
plevieren, zwartkopmeeuwen en een hoopvolle inspec
tie van mogelijk teruggekeerde grote sterns. Ook niet
naar de Biesbosch voor de eerste zomertalingen en een
welkomstapplaus voor visarenden. Evenmin een rondje
Schouwen-Duiveland langs de vertrouwde gebieden
voor voorjaarspremières, of alleen maar om die plek
ken weer te bezoeken. Voor incidentele bezoekers ging
de Telpost Breskens op slot en BirdingBreaks moest
een vogelreis naar Zuid-Amerika afblazen. Het was
aardig slikken.
Ik besloot een al een poos in de steigers staande verha
lenbundel af te maken en mij verder te concentreren op
vogels rond het huis. Wel volgde ik ontwikkelingen van
twee wat op afstand gelegen projecten, te weten de re
sultaten van de Droomfonds Haringvliet-ondernemingen
en het rendement van de tien in het SBB-reservaat het
Oude Land van Strijen geplaatste weidevogelpompen.
Over beide valt veel te vertellen en daarvan zal het wel
komen. Eén zomer is echter te kort om te oordelen. Om
de Scheelhoekeilanden te kunnen overzien hoop ik wél
dat het roemruchte Stellendamse 'Vogelobservatorium
Het Tij' eens weer opengaat. Na vier maanden was het
op 8 juli nóg gesloten en dat gold ook voor de Slikken
van Flakkee, waar op de afgesloten slagboom niet te
lezen stond "wegens corona", maar "vanwege vernie
lingen". Wij voelden ons die 8e juli niet zo welkom op
Goeree-Overflakkee.
Dus in het coronavoorjaar niet de Goereese en Schouwse
gloriesoorten als strandplevier, dwergstern en die weer
galoos fraaie zilverplevieren in zomerkleed, maar Maas-
damse tuinvogels als kauw en halsbandparkiet, soorten
die anno heden de tuinvogelscene zowel vocaal als vi
sueel domineren. Ik neem deel aan de Jaarrond Tuintel-
ling, een aan te bevelen tijdsbesteding. Bij de wekelijkse
inbreng van waarnemingen kunnen andere tuintellers
commentaren plaatsen. Verschillende malen las ik: "Een
mooie lijst. Gerard!" Leuk natuurlijk, maar verreweg de
meeste vogels vielen in de categorie 'overvliegend'.
Die zijn niet zo moeilijk voor een vogelaarschrijver die,
achter zijn bureau zoekend naar het juiste woord, de
blik vaak naar buiten wendt.
Wij wonen nu een halve eeuw in Maasdam. Hoe sinds
dien de dorpsavifauna veranderde! Rond 1970 was
Maasdam een dorp van huiszwaluwen. Ze begonnen
al met gemetsel van nesten aan nieuwbouwhuizen eer
de bewoners waren ingetrokken. Vlak buiten het dorp
broedden grutto's, vaak klonk koekoekgeroep en langs
de oevers van de Binnenmaas schalde de grote karekie-
tenzang. Daarvoor moet ik nu naar Dirksland. Ik kan
doorgaan over de teloorgang van steenuilen, spotvo
gels, grauwe vliegenvangers, braamsluipers en ook
spreeuwen in en rond het Maasdamse Plan Oost, maar
dan wordt het allemaal klagerig en doe ik onrecht aan
de soorten die er nog wel zijn en vooral die versche
nen. Dat betrof in de eerste plaats de terugkeer van
roofvogels.
Eind jaren zestig was ik al blij met een enkele roofvogel
tijdens excursies, laat staan eentje boven huis. Hoewel
niet ieder jaar, broeden nu binnen een straal van minder
dan vijf kilometer in en rond Maasdam zeven soorten
die, min of meer regelmatig, de wekelijkse tuintelling
opsieren. Sperwers zijn de meest frequente. Deze broe
den op een steenworp afstand, ook weer de afgelopen
zomer. De altijd nijvere roofvogelman Martin Mollet
ringde toen twee pullen.
24
Door Gerard Ouweneel
Els en ik noemden de man sperwer 'Mazzelaar'. Inmid
dels is er een Mazzelaar II, die het de gepasseerde zo
mer echter veel minder op de dierbare meesjes, musjes
en groenlingen had voorzien dan zijn voorganger. Jam
mer, want ik schreef vellen vol over sperwer roofraids
door de tuin en peinsde al over een boekje 'Het leven
van Mazzelaar'. Dat wegblijven van Mazzelaar heeft
wellicht te maken met een op aandringen van Els geïn
troduceerd anti-muizenbeleid. Indien u hieruit afleidt
dat onze aanpak inzake tuinvogels vaak niet in strikte
eensgezindheid en harmonie gebeurt, dan hebt u het
bij het rechte eind. Toen zomer 2019 een cohortje
muizen door de aan gene zijde van de pui uitnodigend
gestrooide zonnebloempitten rondscharrelde, ging het
tuinvogeloverleg niet zo ver dat het van het ultima
tum kwam 'ik eruit of die muizen weg'. Wél volgde een
wat moeizaam verlopende coalitiebespreking, waaruit
dus een oplossing kwam die geen van beiden helemaal
aanstond.
Waarschijnlijk als gevolg van het usutuvirus was de
normaal florerende merelstand voorjaar 2020 geredu
ceerd tot één man. Hem was aan te zien dat zijn bestaan
op een einde liep. Van pimpelmezen ging het bericht
rond dat er exemplaren omkwamen als gevolg van een
bacteriële longontsteking. Ik besloot beide een handje
te helpen met voor de merels een dagelijkse dosering
appelsnippers en voor de pimpels een met zonnebloem
pitten gevuld silootje. Had ik succes? Begin juli waren er
op zeker moment negen merels, het overgrote deel net
uitgevlogen jongen vanuit twee vlak bij elkaar gelegen
legsels, plaatskeuzes die te maken kunnen hebben met
de teloorgang van nestgelegenheid elders. Want in de
coronaperiode werden enkele naburige tuinen omge
bouwd tot betonnen Atlantikwallvehikels. Pimpelmezen
brachten het ook tot nageslacht en dat geldt eveneens
voor staartmezen.
Maar de komst van halsbandparkieten en kauwen kreeg
geen applaus. Die eerste zag ik de voorbije jaren in
cidenteel overvliegen en dan meestal solo. Maar deze
zomer stortten zij zich 's morgens welhaast standaard
luidruchtig de tuin in met het aplomb van alles-hier-is-
van-ons, dat silootje in de eerste plaats. Ik kon er wel
naast blijven staan om het bij te vullen. De altijd al in
Maasdam royaal aanwezige kauwen beschouwen het
als hun dorp en pruimen de komst van die halsband
parkieten niet. Soms kregen wij zelfs de indruk dat ze
speciaal naar onze tuin kwamen om bonje te maken met
de indringers. Enfin, wij moesten niets hebben van die
rumoerige onderlinge trammelant en opnieuw kwam
er overleg op gang hoe nu dit weer op te lossen. Die
besprekingen lopen nog.
De terugkeer van boomvalken en gierzwaluwen rond
huis, met de laatste zelfs broedend onder ons dak,
droeg er aanzienlijk toe bij dat de coronaquarantaine
door te komen was.
Zondag de 19e april werd een fors onderstreepte da
tum in het vogeldagboek. Toen dienden beide soorten
zich aan, met drie uur verschil. Elders in het dorp
betrokken gierzwaluwen in redelijk aantal aan reno
vatiehuizen aangebrachte nestboxen. Wilson Westdijk
volgde er de gang van zaken en hopelijk gaat hij zijn
bevindingen publiceren.
Van alle boven en rond het huis waargenomen vogels
was de op 24 juni overkomende roerdomp de meest
opmerkelijke soort. Het was een aardige compensatie
voor de een paar dagen eerder passerende zeearend
die ik wist te missen. Deze was voor Sander Elzerman,
die hem ontdekte door twee luid roepende territoriale
slechtvalken die de arend attaqueerden.
Dus per saldo was die coronazomer wel te verteren, al
kwamen na drie maanden de muren wel aardig op mij
af. Ik zie dan ook niet uit naar een reprise.
Ouweneel, G.L. 2018. 'Achteruitkijkspiegels gevraagd'.
De Takkeling 26: 197-200.
KNNV UITGEVERIJ
GERARD OUWENEEL