Veldleeuwerik, 62 territoria De veldleeuwerik was lange tijd een kensoort van de kortgrazige open delen van de Schouwse duinen. Midden jaren zeventig werd de populatie geschat op 400-500 paren waarvan 240-310 op de Vroongraslanden. Anton van Haperen noemde hem destijds de talrijkste broedvogel van de open duinlandschappen op Schouwen. Verruiging en verdroging leidden vervolgens tot een forse afname. Illustratief is de situatie in het Groene Duin, waar in 1980 25 paren geteld werden, in 1988 nog 5 en bij de drie sindsdien uitgevoerde karteringen (inclusief 2020) niet één. Op de voor de soort zo belangrijke Vroongronden was de dichtheid begin jaren negentig hooguit een vijfde van die midden jaren zeventig. Lange tijd bleef de stand op een bedenkelijk laag peil, maar recent lijkt daar verandering in te komen. In de onderzochte oostelijke Vroongronden werden voorjaar 2020 negen territoria geteld, drie keer zo veel als in de eerdere karterin gen sinds 1990. In het aangrenzende niet gekarteerde open deel werden ook flink wat zingende veldleeuwen gehoord. De ingezette beheermaatregelen lijken hier dus tot een positieve kentering te leiden. Ook in het onderzochte deel van de Maire (SBB) was de Veldleeuwerik duidelijk talrijker dan tijdens de voorlaatste kartering in 2005 (van 1 naar 5 paar) en ook hier geldt dat in de niet onderzochte open terreinen van de noordelijke Maire en het Vliegveld Haamstede nog flink wat zingende veldleeuweriken aanwezig waren. Verassend waren de 13 paar veldleeuweriken in de Meeuwenduinen. Tussen 1986 en 2013 was hier nooit meer dan één paar aanwezig. De soort reageert hier dus duidelijk positief op de recente beheermaatregelen. In het noordelijk deel van het Zeepe nam de veldleeuwerik tot 2010 (1 paar) steeds verder af, maar sindsdien is sprake van een voorzichtige toename en in 2019 werden 5 paren geteld. In het zuidelijk deel van het Zeepe is van een herstel nog niets te merken, daar ontbreekt de soort sinds de eeuwwisseling. Al met al is de Schouwse duinpopulatie nog ver verwijderd van de tot midden jaren zeventig gebruikelijke aantallen, maar er is absoluut sprake van een positieve kentering. In het net buiten het duin gelegen Duinzoom-gebied valt eveneens goed nieuws over de soort te melden. In het voormalig agrarisch gebied alhier was de veldleeuwerik al algemeen, maar nam er wel af (van 25 territoria in 1994 tot 12 in 2012). In het heringe richte Duinzoom-gebied waren in 2020 28 paren aanwezig, een duidelijk herstel dus. Roodborsttapuit, 85 territoria In het onderzochte deel van het duingebied werden 85 paren geteld. Omdat er elders nog meer geschikt habitat te vinden is, zal de totale populatie van de roodborsttapuit op de Kop van Schouwen waarschijnlijk de 100 broedparen overstijgen. Vanaf begin jaren zeventig nam de soort hier langzaam maar zeker toe; vrijwel alle in de loop der jaren uitgevoerde broed- vogelkarteringen in het duin wijzen in die richting. Wel zijn er duidelijke verschillen in het tempo van de toename. Zo lijkt die in het Zeepe en in iets mindere mate op de Vroongronden heel geleidelijk te zijn verlopen. De Meeuwenduinen zijn een ander verhaal: daar leidden de forse ingrepen in 2017-2019 tot een sterke toename van de hoeveelheid geschikt habitat. De stand steeg hier van 4 paren in 2007 tot 23 in 2020! Daarmee is het in één klap een van de beste gebieden voor de soort in Zeeland. Ongetwijfeld zou het aantal roodborsttapuiten hier ook zonder de gedane ingrepen zijn toegenomen, maar zeer waarschijnlijk niet in de huidige proporties. Zingende nachtegaal Illustratief is wellicht dat het aantal territoria in het veel minder veranderde Groene Duin bij de Boswachteri] in 2007 (5) en 2020 (6) bijna gelijk was. De beheermaatregelen in de Boswachterij leidden wel tot een duidelijke toename: van 0 in 2007 naar 7 in 2020. In het Zeepe zijn de meeste territoria te vinden in schaars begroeide valleitjes in het noorden en het aan het Groene Duin grenzende deel van het zuidwesten, in het zuidoostelijk deel is de soort niet aanwezig. In de Duinzoom zijn de roodborsttapuiten vooral te vinden in het klimaatbos en andere jonge aanplant langs de randen van het gebied. Nachtegaal, 60 territoria De nachtegaal is een kenmerkende broedvogel van duinstruwelen. In de duinen heeft de soort geprofiteerd van de verstruiking, terwijl in oostelijk Nederland juist een forse afname optrad. De Kop van Schouwen is vanouds rijk aan nachtegalen. De laatste jaren neemt de soort hier echter af. In de Boswachterij is de nachtegaal een kenmerkende soort van de struweelrijke loofhoutputten. Na 1988 (36 territoria) nam de soort er langzaam maar zeker af, maar tussen 2007 (24 territoria) en 2020 (12) is de stand gehalveerd. De aantalsontwikkeling van de nachtegaal in het bos lijkt daarmee illustratief voor meerdere loofhout- en struweelsoorten, die in het bos zijn afgenomen. Het verwijderen van Amerikaanse vogelkers en andere exoten in de loofhoutputten kan de nachtegaal tijdelijk parten spelen. Belangrijker wellicht zijn de sterke aanwijzingen dat een hoge damhertenstand in duinge bieden negatieve gevolgen heeft voor de nachtegaal en andere struweelsoorten. Dit is in Brits onderzoek en in de Amsterdamse Waterleidingduinen vastgesteld (Noordzij van der Spek 2016). Het lijkt zinvol om nader onderzoek te doen naar de relatie tussen de hoogte van de damhertenpopulatie en de trend van de nachtegaal in de Boswachterij en elders op de Kop van Schouwen. Bij de forse teruggang van de nachtegaal in de Meeuwenduinen (van 60 territoria in 1997 en 2007 naar 26 in 2020) speelt het verdwijnen van tientallen hectares struweel ongetwijfeld een grote rol, maar ook hier kan vraat van de talrijke aanwezige dam herten een extra factor zijn. In de onderzochte delen van de Verklikkerduinen en de Vroongronden is sprake van een lichte afname en ook in het Zeepe is de trend sinds 2000 licht negatief. Dit artikel is een verkorte samenvatting van een door Jan-Willem Vergeer van Sovon Vogelonderzoek Nederland in opdracht van Staatsbosbeheer geschreven rapport over de broedvogels van de Kop van Schouwen, Geïnteresseerden in het hele rapport kunnen mailen naar: jan-willem.vergeer @sovon.nl.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2021 | | pagina 20