Dat de natuur in het algemeen, en dus ook de ons omringende natuur, de afgelopen decennia in hoog tempo is veranderd is ons allen bekend. Die verandering is een geleidelijk proces, maar als je pakweg dertig jaar bent weggeweest zie je pas goed hoe hard die verandering is gegaan. Deze ervaring had Jan Meerman, die een groot deel van zijn werkzame leven in Belize heeft gewoond. Meerman is ecoloog en vlinder- en libelfenexpert. Tijdens de winterlezing, die hij in maart 2022 zal verzorgen, wil hij zijn ervaringen met de exotische natuur in Belize met ons delen. Hieronder stelt hij zich alvast voor. Tekst en foto's Jan Meerman Dae naa toe en wae trug "Daarnaartoe en weer terug" noemde Hobbit Bilbo Ballings zijn boek dat het avontuur beschreef van zijn speurtocht naar een schat ergens ver weg in een berg. Dit leek mij wel een geschikte titel voor mijn verhaal over ons vertrek naar Belize en de uiteindelijke terugkeer naar Schouwen-Duiveland. Ik ben geboren in Oosterland en al vroeg had ik interesse in de natuur. Die interesse kwam waarschijnlijk van mijn moeder, die als boerendochter op Groenewoud in Haamstede opgegroeid was met de natuur. Zelfs in haar laatste levensjaren gingen haar ogen nog glinsteren als ze het had over het stropen van konijnen in de duinen! Er waren nog anderen die mijn interesse steunden en stuurden zoals boswachter van den Berge, die mij meenam op zijn tochten naar het Dijkwater, en Meester Bolkenbaas, die in de klas een klein aquarium had staan waarin ik de rupsen kon dumpen die ik onvermijdelijk op weg van huis naar school gevonden had. Dan was er ook Jan P.C. Boot die nachtvlinders ving en zijn waarnemingen minutieus, in cursief handschrift, bijhield in een stapel schriftjes. Die laatste ervaring was een belangrijke introductie tot de waarde van datagegevens. Samen met andere karakters zoals Ted Sluiter was ik toen ook al lid van de Jeugd-NVSD en ontving dus de "Dwergstern". Maar al snel verhuisde ik naar Wageningen voor een studie aan de Landbouw Hogeschool (nu Wageningen University). Daar werd ik 'ecoloog', was onderdeel van de European Invertebrate Survey en als dusdanig publiceerde ik in 1987 bij de KNNV het boekje "De Nederlandse Pijlstaartvlinders". Het resultaat van een analyse van 15.199 data, verzameld door tientallen door mij aangestuurde waarnemers verspreid over het hele land en dus wederom 'data'. Door het bijeenbrengen van veel data kreeg je een heel ander beeld van een dier (of plant). Niet alleen pijlstaartvlinders, maar ook dagvlinders waren mijn grote passie en in 1989 verhuisde ik met mijn vrouw Tineke naar het Centraal-Amerikaanse land Belize om voor een Zwitserse stichting tropische vlinders te kweken voor hun vlinderhuis in Zwitserland. Behalve over de vlinderkwekerij kreeg ik daar ook het beheer over het toen 8.000 hectare grote privéreservaat Shipstern Nature Reserve. "Kun je er best bij doen" was het motto. Het aanvankelijk tweejarige contract groeide uit tot een 31 jaar lang verblijf in Belize. Prachtpurperuiltje bij Ouwerkerk Scheefbloemwitje op scheefbloem 30 Naast vlinders kweken hielden we ons bezig met allerlei andere milieugerelateerde zaken: inventarisaties, milieu effectrapportages, beheersplannen en wat al niet meer. Data en data verzamelen speelden ook hier een grote rol (Jaguars tellen!). Ik stond ook aan de wieg van een ware revolutie in het verzamelen van gegevens in Belize, en dan vooral van vogels. Er bestaat een onlinesysteem (eBird. org, een soort Waarneming.nl maar dan beter) dat met een aantal gelijkgestemde geesten aan de Belizeaanse vogelaars gepresenteerd werd en al snel razend populair werd. De gegevens die zo beschikbaar kwamen worden inmiddels op grote schaal toegepast in lokaal en landelijk natuurbeheer. Helaas verschoof het werkterrein zich steeds meer van het veld naar de computer, de laatste paar jaar zelfs vanuit een kantoor op het ministerie. Maar om verschillende redenen besloten we na 31 jaar om Belize achter ons te laten en terug te keren naar Schouwen-Duiveland. Een hele overgang, maar duidelijk is al wel dat ik ook hier weer bezig zal zijn met het waarnemen en noteren van flora en fauna. Deze zomer resulteerde dat al in het inventariseren van vlinders en rugstreeppadden rondom Oosterland. Een andere zeldzaamheid uit mijn Zeeuwse verleden, de ko- ninginnenpage (Papilio machaon) liet zich ook verschillende keren zien in onze tuin, zowel als rups, ei als vlinder. Op aanraden van een vlindervriend had ik scheefbloem (Iberis umbellata) aangeplant, want een exotisch witje (scheefbloemwitje, Pieris manniizou zich sterk door Europa in noordelijke richting aan het uitbreiden zijn. Ze waren nog wel niet op Schouwen-Duiveland waargenomen, maar wel op Goeree-Overflakkee, dus wie weetEn ja hoor, de planten waren nog maar net uitgegroeid of.... rupsen! En daarna de hele zomer door leggende vrouwtjes. Dus die zuiderling staat nu ook voor Schouwen-Duiveland genoteerd. Niet in mijn tuin maar op de kop van Goeree-Overflakkee vond ik rupsen van de wolfsmelkpijlstaart (Hyles euphorbiae), voorheen toch een mediterrane soort. Bij Ouwerkerk trof ik een heel klein maar kleurrijk motje: een prachtpurperuiltje (Eublemma purpurina). Wat een juweeltje! Ik verbaasde me erover dat ik me dat beestje helemaal niet kon herinneren van vroeger. Zoiets moois onthoud je toch? Maar nee, ook alweer een zuidelijke soort die pas in 2015 voor het eerst in Nederland (in Zeeland nog wel) is waargenomen. Zeepkruid met kolibrievlinder in mijn tuin Ik werd opnieuw lid van NVSD en heb me, om te beginnen, aangesloten bij de Vogelwerkgroep. Uiteraard moet onze tuin in Oosterland omgevormd worden tot één die aantrek kelijk is voor vogels en vlinders. Het verleden hielp daarbij onverwacht. De zeepkruidplanten (Saponaria officinalis) die ik pakweg 50 jaar geleden nog van J.P.C. Boot gekregen had, hadden intussen lekker zitten woekeren en dankzij de re sulterende bloemenweelde heb ik zowaar in mijn eerste jaar weer in Zeeland meteen enkele tientallen waarnemingen van de kolibrievlinder (Macroglossum stellatarum) voor Waarne- ming.nl kunnen klokken. En dat terwijl de kolibrievlinder ooit een zeldzame trekvlinder was. Rups van de wolfsmelkpijlstaart (Hyles euphorbiae) Natuurlijk allemaal tekenen aan de wand voor de voort schrijdende klimaatveranderingen en niet zozeer een teken dat het goed gaat met de vlinders als geheel. Schouwen- Duiveland (Goeree-Overflakkee iets beter?) lijkt me wat dat betreft een stuk minder vlinder-vriendelijk geworden te zijn tijdens mijn afwezigheid. Ook de vogelwereld in Zeeland is fors veranderd. Overal ganzen, maar ook lepelaars en Zilverreigers. Natuurlijk leuk al die 'nieuwe' soorten, maar ik mis bijvoorbeeld de patrijzen en de leeuweriken toch wel. Belize zal nog wel een tijd in mijn systeem blijven zitten, en hopelijk kan ik daar binnenkort een keer over uitweiden, intussen blijven waarnemen! Er is altijd wat te rapporteren, zeker in een rap veranderende wereld! 31

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2021 | | pagina 16