Het kerkzilver
in Zeeland
13
J. DE BREE
Wanneer men in een willekeurige
Hervormde kerk in Zeeland het
Avondmaal viert, dan kan het gebeuren
dat de tafel wordt gesierd door prachtig
antiek zilverwerk. Meestal bestaande uit
twee grote bekers. Sommige gemeenten
bezitten ook broodborden en
broodschalen en enkele zijn bovendien in
het bezit van grote schenkkannen voor de
wijn. Laatstgenoemde voorwerpen zal
men in gemeenten op het platteland
echter niet veelvuldig aantreffen. De
reden daarvan is waarschijnlijk dat men
daar ingetogener leefde en dergelijke
grote en kostbare kannen in die
gemeenschap niet passend vond.
Weliswaar werd het kerkzilver in de
meeste gevallen door legatering en een
enkele maal door schenking verkregen,
maar waarschijnlijk hebben de erflaters
zich ook uit financiële overwegingen niet
gedrongen gevoeld hun kerk hiermede te
begiftigen. Behalve Avondmaalzilver
bezitten sommige kerken een zilver
doopbekken, doch ook deze zijn gering in
aantal.
leder lid van een kerkelijke gemeente weet
meestal wel dat zijn kerk in het bezit is van
deze voorwerpen, maar weinigen kunnen
er iets meer over vertellen en slechts
enkelen kennen bijzonderheden. Wanneer
over de verkrijging in het kerkelijk archief
niets is te vinden en er ook geen andere
gegevens voorhanden zijn, dan verliest de
oorsprong zich wel eens geheel in het
duister. Dit geldt echter niet voor
voorwerpen die in de achttiende eeuw of
later werden verkregen, want deze dragen
bijna altijd inscripties die ons nader
informeren.
Van oudsher hebben het zilver en zelfs het
goud, toepassing gevonden in de
erediensten der volken. Bij de bouw en
ook bij de diensten in de tempel van
Salomo kwamen grote hoeveelheden
edele metalen te pas, maar in andere
godsdiensten kende men het gebruik
ervan eveneens.
Eeuwenlang vóór de reformatie waren
voorwerpen van zilver in de Rooms-
katholieke kerken reeds algemeen. Toen
bestonden zij uit patenen, platelen,
monstransen, kronen voor het beeld van
Jezus en voor dat van Maria, kruisen,
wierookvaten enz. In de synagogen waren
wetskronen van zilver en de yat en het
vaatwerk waren ook van dit metaal
gemaakt.
Doopbekken uit 1798, Middelburg.
Versobering
Zeeland maakte daarop geen uitzondering
en het is bekend dat kerken in Hulst, Sluis
en Aardenburg zich in het bezit van
zilveren voorwerpen verheugden. In
andere delen van de provincie moet het
gebruik ervan eveneens algemeen zijn
geweest en ook thans is nog zilver in
gebruik, zij het in soberder mate.
Wanneer na de reformatie de Hervormden
hun diensten in kerkgebouwen gaan
uitoefenen dan is in die diensten
waarschijnlijk nog geen plaats voor zilver.
Daarvoor is het nog te vroeg en het zilver
uit de katholieke kerk, die men zojuist had
afgezworen kon daartoe niet inspireren.
Het lijkt er soms op dat men aanvankelijk
slechts noodgdwongen zilver heeft
geaccepteerd, of het zelfs heeft geweerd.
Toen in het jaar 1704 door het echtpaar
Winkelaer-Cortel aan de kerk in
Arnemuiden twee zilveren
Avondmaalsschotels en twee bekers
werden geschonken werd dit geschenk
met enige reserve aanvaard. Omdat men
gewend was uit glazen te drinken werd
besloten de bekers te verkopen en voor de
opbrengst daarvan een schotel te laten
maken, maar waarschijnlijk gebeurde dat
twintig jaar later. Men deed dit „om aan
het oogmerk der gevers enigszins te
voldoen en opdat anderzijds de tafel
volkomen in orde zou zijn".
Het is ook mogelijk dat financiële
omstandigheden er de oorzaak van zijn
geweest dat het pas in het eerste kwart
van de zeventiende eeuw zijn intrede
begint te doen. In ieder geval is er van
vóór die tijd geen kerkzilver bewaard
gebleven. In het verleden is de overheid
verscheidene malen door geldnood
gedwongen geweest zilver te vorderen.
Deze vorderingen noemde men
zilverleningen. Maar hieraan kan het
vorenbedoelde zilver echter niet ten offer
gevallen en in de smeltkroes terecht
gekomen zijn, want zilverleningen hebben
tussen 1572 en 1636 niet plaats gevonden.
Bovendien is kerkzilver voor zover bekend
altijd van dit soort opvragingen vrijgesteld
geweest. Het vorenstaande is in
tegenspraak met het bekende gegeven
dat te Vlissingen op 28 september 1572,
bij de eerste viering van het Heilig
Avondmaal door de Hervormden reeds
een zilveren drinkschaal werd gebruikt,
maar dit moet een incidenteel geval zijn
geweest. Het was een platte drinkschaal
op voet, een zogenaamde tazza, die voor
profaan gebruik (gilden en dergelijke)
vaker voorkwam, maar in de kerk nooit.