De toekomst van een verleden 11 forse ingreep gebeurde in het jaar 1913. Toen werd het van de oorspronkelijke plaats overgebracht naar de westzijde van het schip. Of het nog niet genoeg was heeft men toen met pijpen en registers gemanipuleerd, die minnaars van kerkorgels als verfoeilijk bestempelen. Bij het bezoek aan de kerken te Nisse en Kloetinge wordt aangeraden een verrekijker mee te nemen. De apostelbeelden vragen er om. maar ook de waterspuwende monsters van de toren van Kloetinge zijn zo hoog geplaatst, dat zij van de grond nauwelijks te zien zijn. Stilistisch dateert de toren rond het midden van de 15e eeuw. Een ingemetselde steen met het jaartal 1594, en niet zoals men altijd gelezen heeft 1494, heeft te maken met omvangrijke herstelwerken rond 1600. Vermoedelijk houden deze werkzaamheden verband met vernielingen die in de troebele jaren van begin zeventig zijn toegebracht. Als je het goed beschouwt is het een wonder dat er zulke grote kerken in zulke kleine gemeenschappen konden ontstaan. De Poeldorpen zegt Dekker, als 's-Heer Abtskerke, Sinoutskerke en Nisse hadden in het laatste kwart van de 12e eeuw al parochiekerken. Kloetinge, dat naar verhouding als welvarend mocht worden beschouwd, kende al bewoning in de 10e eeuw. Nisse heeft zich mogen koesteren in de gunst van de heren van Borssele, het dorp heeft ook later invloedrijke en gefortuneerde ambachtsheren gehad. Van Kloetinge is merkwaardig genoeg uit de mestlagen, soms plaatselijk drie meter dik, af te lezen dat het de nederzetting bijzonder voor de wind is gegaan. Beide dorpen liggen in het Poelgebied. De kerken van de kleine nederzettingen waarvan de mogelijkheden tot expansie beperkt moesten blijven als Baarsdorp en Sinoutskerke zijn verdwenen. Nisse en Kloetinge, behoren met Kapelleen Brouwershaven, tot de vier nederzettingen waarvan in hun kerken nog apostelbeelden aanwezig zijn. Zij zijn een bezoek meer dan waard. In volgende Bulletins hopen wij aan Kapelle en Brouwershaven aandacht te besteden. Literatuur: C. Chavannes-Mazel, I. Diakonoff, K. Heyning, C. van Tuyll van Serooskerken: Langs de oude Zeeuwse kerken. Baam, 1975. C. Dekker: Zuid-Beveland. De historische geografie en de instellingen van een Zeeuws eiland in de middeleeuwen. Assen, 1971. Heiligen en hun attributen. Seyffardt's uitg. Amsterdam. Katholieke Encyclopaedie. 2e dr. Dl. II. Amsterdam/Antwerpen, 1949. J. H. Kluiver: Historische orgels in Zeeland. Archief Zeeuwsch Genootschap, 1972/1973. Kunstreisboek voor Nederland. Lexikon der Christlichen Ikonographie. Band V. Rom etc., 1973. F. Nagtglas: Zelandia lllustrata. Dl. 2. Middelburg, 1880. M. Nijhoff: Verzameld werk. Dl. 1, 1954. J. Por: Middeleeuwsch beeldhouwwerk in het kerkgebouw der Ned. Herv. gemeente te Nisse (Z.Oudheidkundig Jaarboek. Jrg. 1, 1921. Tegenwoordige Staat der Ver. Nederlanden. Beschrijving van Zeeland. Dl. II. Amsterdam, 1753 JJMTimmers: Christelijke symboliek en iconografie. 2e druk,Bussum, 1974. I. H. Vogel-Wessels Boer. Kloetinge, 1969. Het was zo ver. Op 16 december 1977 werd in het gastvrij ter beschikking gestelde stadhuis van Zierikzee de Nieuwe Kerk overgedragen aan de Stichting Oude Zeeuwse Kerken. Het diffuse schijnsel van de kaarsen gaf een bijzondere sfeer aan deze bijeenkomst. De vele donateurs, het college van burgemeester en wethouders van Zierikzee, raadsleden en andere belangstellenden waren getuige van de overdracht van de eerste kerk en de installatie van de eerste plaatselijke commissie, die de stichting thans rijk is. Een van de mentoren van de stichting professor dr. C. A. van Swigchem ging de geschiedenis na van de kerk en gaf er een toelichting op. De Brabantse architect Huysers, aldus de toelichting, heeft veel moeten tekenen. Er waren ambitieuze plannen maar er was weinig geld. Eerst kwam er een koepelkerk met twee torens op papier. Maar dat was te duur. Na eerst nog een ontwerp besproken te hebben voor een kruiskerk ontstond er een derde plan. Dit was de basis voor de huidige kerk. In 1835 wordt op plechtige wijze de eerste steen gelegd. De werklieden worden op brood, kaas en wijn onthaald. Maar ook gedurende de bouw ontstaan er financiële perikelen. Uiteindelijk werd er na veel problemen de Middelburgse architect J. H. Grauss bij betrokken. De entourage van het gebouw werd sterk ingekort. „Gelukkig, want karakteristiek voor Zierikzee ontstaat nu een robuust, grootschalig gebouw met een bijzondere expressie." In tegenstelling tot de Middeleeuwen had de kerk als instituut een veel smallere basis. Dat blijkt wel uit de financiële problemen, die er voor en tijdens de bouw waren. Is er echter een stichting, die de gemeenschap vertegenwoordigt en daadkracht en werklust heeft dan herleeft de situatie van de Middeleeuwen. Kerken werden in de Middeleeuwen niet uitsluitend gebruikt voor de erediensten. Voor allerlei uiteenlopende zaken werden zij gebruikt zoals sociaal-culturele doeleinden, onderwijs, kleine verkopingen en dergelijke. Een verbreding van het gebruik door een stichting sluit dus zeer wel aan bij de Middeleeuwse traditie. Toch blijft het gebouw de boodschap van de kerk doorgeven, aldus prof. Van Swigchem. Niet lang na deze overdracht van de kerk ontstond er kontakt met de Deltadienst van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Deze dienst is druk bezig met de uitvoering van de Deltawerken in Zeeland. In het kader van de Oosterscheldewerken zocht men naar ruimte voor een te houden tentoonstelling, die voor waarschijnlijk wel tien jaar zou worden gehoudenDe kerk in Zierikzee zou daar wellicht geschikt voor kunnen worden gemaakt. Het jaar 1978 is gevuld geweest met vele kontakten en vergaderingen over deze zaak. Ook het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk stelde zich zeer positief op en was bereid om in een daarvoor noodzakelijk geachte restauratie van ±f 1 miljoen mede te subsidiëren. Helaas bleek de afdeling voorlichting van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat niet gelukkig te zijn met de kerk. De nadruk werd schijnbaar sterk gelegd op voorlichting direct in de buurt van de werker, van de Oosterschelde. Naar het bestuur inmiddels heeft begrepen is er thans in principe het besluit genomen om het zwaartepunt van de voorlichting te leggen bij de werken in de buurt van Burgh-Sluis. Uiteraard wordt deze beslissing door ons bestuur betreurd. Niet alleen omdat het houden van een vrij grote tentoonstelling voor een aantal jaren een unieke mogelijkheid was voor de kerkruimte. Het is immers tamelijk moeilijk in een dunbevolkt gebied als Schouwen- Duiveland een goed passende bestemming te vinden. Meer teleurstelling heerst er, doordat het kennelijk niet mogelijk was twee ministeries samen te laten werken aan een gemeenschappelijk doel namelijk het nuttig besteden en bewaren van ons culturele erfgoed. Gezien de dringende noodzaak van restauratie bleek het Ministerie van

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1979 | | pagina 11