5 Mattheüs: zwaard. Simon: zaag, palm, neergeworpen godenbeeld. Thadeüs: winkelhaak, stok (knots), zaag, hellebaard. Matthias: bijl, hellebaard, stenen (afbeelding 5). De apostelen hebben een gemeenschappelijk attribuut in een schriftrol of een boek. Zij zijn gekleed in een lange tunica met een over de schouder geworpen mantel of pallium. Jacob Por heeft op zijn eigen wijze de kleding van de apostelen in de kerk te Nisse beschreven: ,,De figuren zijn in lange kleederen gehuld, naar Oostersche wijze, in tunika en pallium. Niet in de strenge rhytmische klassieke vormen, of met de overdrevene beweging van het romaansche tijdperk zijn ze gesneden. Niet het oude beeldhouwwerk heeft als voorbeeld gediend, maar in de studie naar de natuur heeft de beeldhouwer de bron gevonden, die hem voor dit werk inspireerde. Daardoor is het menselijke, dat in deze beelden uitgedrukt is, edel en natuurlijk. De kleederen bedekken bijna het geheele lichaam, zodat alleen het hoofd, de hals voorzoover ze niet door het hoofdhaar en baard bedekt is, de handen en 't voorste gedeelte der voeten vrij blijven. De tunika's zijn gedeeltelijk zichtbaar, over de borst glad of in dunne plooien gehouden, over den buik door een gordel licht opgeschort, doch naar beneden in groote plooien tot de voeten neervallend." En hij vervolgt: ,,De kleederen hebben bij deze figuren een groot aandeel aan de uitdrukking. De beeldhouwer heeft dat goed begrepen, want door de beknopte ruimte was er voor groote beweging der figuren geen plaats. Ze moesten rechtop staan, of met eene lichte buiging in de heupen. De bovenarmen zijn alle aan het lichaam gedrukt, of naar achteren gebogen. Zelfs voor den benedenarm is geen vrije beweging mogelijk, alleen naar voren of naar boven, omdat de elleboog tegen den achterwand gedrukt is. De beenen moesten dicht bij elkaar blijven, even kon de knie naar buiten geschoven worden om de houding der figuur aan te geven. De voeten moesten weer teruggetrokken worden, omdat ze anders buiten den vorm zouden uitsteken." Met de hoofden had de beeldhouwer meer vrijheid van handelen. Hij kon door een lichte buiging naar voren of zijwaarts elke figuur een andere uitdrukking geven. De gebondenheid aan het houtblok hinderde hem niet. Hoofd en gelaatsuitdrukkingen beheersen de gestalte. Gezicht en handen, die fijn gesneden zijn, zijn vleeskleurig geschilderd, het haar zwart of bruinachtig. De kleding heeft tegenovergestelde kleuren. Is de tunica rood, dan is de mantel groen of blauw, is ze groen, dan is de mantel rood of violet. Boven de preekstoel te Nisse ontdekken we van links naar rechts de vier beelden: Andreas met zijn kruis, Petrus met sleutel Johannes met de gifbeker en Jacobus de Oudere. Laatstgenoemde is heel duidelijk aan zijn breedgerande hoed te herkennen met pelgrimsschelp. De Jacobsschelpen waren het insigne van de pelgrims die terugkeerden van Santiago de Compostela. Santiago was en is nog een beroemd pelgrimsoord. De pelgrims vonden de schelpen op het Gallicische strand. Wanneer de schelpen gedragen werden vielen zij onder de bescherming van Sint Jacob en kregen daarmee het stigma van onschendbaarheid. Jacobus de Jongere wordt met de vollersstang afgebeeld (afbeelding 2). 2. Jacobus de Jongere met vollersstang. Deze Jacobus heeft in de middeleeuwse kunst een sterke gelijkenis met Christus. De vollersstang is een instrument dat men gebruikte bij de bewerking van wollen weefsel. De knuppel die Jacobus te Nisse in zijn rechterhand heeft gelijkt op die van het stenen beeld van de Sainte Chapelle te Parijs. Jacobus houdt daar de vollersstang in zijn linkerhand. Jacobus werd als opvolger van Jacobus de Oudere hoofd van de christengemeente te Jeruzalem. Hij werd op aanstichten van de hogepriester Annas gestenigd. Nog niet overleden werd hij met een knuppel of vollersstang doodgeslagen. Thomas hebben we al genoemd (afbeelding 3). Nijhoff heeft Thomas van 3. Thomas met winkelhaak. zichzelf laten zeggen: „Want mijn hart ging eerst open voor 't geloof, nadat o mijn Heer en mijn God! het zich gesloten had." Thomas onder andere de patroonheilige van architecten en bouwondernemers heeft de winkelhaak als attribuut overgehouden uit de volgende legende. Hij zou een paleis (laten) bouwen voor de Indische koning Gundifar. in plaats van een aardse woonplaats bouwde Thomas voor de koning een hemels paleis door het voor dat doel gegeven geld onder de armen te verdelen en de koning tot het christendom te bekeren. Bartholomeüs met het mes (afbeelding 4) wordt wel eens gemeenzaam de slager 4. Bartholomeüs met mes.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1979 | | pagina 5