Beleid, monumenten, kerken 12 JHR. IR. L. L. M. VAN NISPEN TOT SEVENAER (Rede 1 6 juni 1 979) Beleid is het behandelen of de wijze van behandelen van een zaak. Spreken over het concrete Rijksbeleid inzake monumentenzorg en in het bij zonder over het behoud van oude his torische kerken, is dan simpel, want ik zou me kunnen beperken tot het citeren van het Jaarverslag van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg; daarin wordt zo volledig mogelijk inzicht en informatie gegeven over de handel en wandel van Rijkswege terzake van mo numentenzorg. Behalve dat het ef fectiever is, maar vooral prettiger voor U zal zijn wanneer U dat op eigen houtje leest, per slot ben ik bepaald geen voordracht-kunstenaar, zoals U tot Uw schade nog wel zult merken, behal ve dat dus, zou ik een kans missen. Want beleid is een resultante van wat "men" wil, en dus ook niét wil en wat "men" er dus wel en dus ook niet voor over heeft. En nu juist daarover, over de diverse beleidscomponenten, is vooral met be trekking tot het behoud van oude his torische kerken, vooral op dit moment, zo veel bezinning nodig. Altijd zijn er bedreigingen geweest voor dat bijzondere gebouwenbezit, die mo numentale kerkgebouwen; bedreigin gen die verband hielden met de con structie, de wijziging in het gebruik, blikseminslag, stadsbranden, oorlogen en watersnoden. Maar in onze tijd speelt een heel ander vraagstuk. In 1969 schrijft Peeters in de 13e stel ling van zijn proefschrift "De liturgische dispositie van het vroegchristelijke kerkgebouw" het volgende: "Nu als gevolg van de ontwikkelingen in het kerkelijk leven, het voortbestaan van alle kerkgebouwen dubieus wordt is het nodig dat de Staat het behoud van een groot aantal waarborgt, louter op grond van de kwalitatieve selectie, niet op grond van practische overlevingskan sen. Daarbij mogen negentiende- en twintigste eeuwse gebouwen soms prevaleren boven oudere want ancie- niteit is geen waarborg voor kwaliteit. Janse schrijft in Kerken en torens in Zeeland ook in 1969, in de laatste ali nea: "Wij hopen, dat het zal mogen lukken het uit cultuurhistorisch oogpunt zo belangrijke bezit aan kerkgebouwen in Nederland in een zo goed mogelijke staat te bewaren en dan even ver der: "Als samenkomstpunt voor de gemeenschap hebben de kerken door de eeuwen heen een zeer belangrijke rol gespeeld in het leven van miljoenen mensen. Ook thans kunnen de gebou wen die rol blijven vervullen in een sterk veranderde maatschappij. Een be hoefte aan gemeenschapsgebouwen zal toch altijd blijven bestaan en welke plaats van samenkomst geeft een bete re binding met de cultuur der eeuwen dan de plaats waar de voorvaderen bij eenkwamen, meestal in het hart van hun woonplaats gelegen". Om het over te simplificeren: de één bepleit bescherming van de kwaliteit van het gebouw, in de kunsthistorische betekenis. De ander benadrukt iets meer de plaats van samenkomst van een gemeen schap, meer de cultuur-historische waarde. In 1946 schrijft de architect Sijmons in zijn boekje over Protestantse kerkbouw dat hij kerkenbouw en ook restaureren niet alleen als een technisch weten schappelijke opgaaf, maar vooral ook als een geestelijke zaak ziet. Het kerk-monument maakt een geeste lijk liturgisch bewustzijn manifest, en de wijze waarop wij onze oude kerken be houden zal een weerspiegeling zijn van de mate waarin dit bewustzijn bij ons leeft. En daarmee zitten we precies in het di lemma: Wat beschermen we? De Mo numentenwet geeft daarvoor de crite ria, (om Uw geheugen op te frissen): Monumenten zijn alle voor tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun volkskundige waar de (artikel 1, lid b). Beschermde monumenten zijn on roerende monumenten welke zijn inge schreven in de ingevolge deze wet vastgestelde registers, (art. 1, lid c). Kerkelijke monumenten zijn onroerende monumenten welke eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke ge meente of parochie of van een kerkelij ke instelling en welke uitsluitend of voor een overwegend deel worden ge bruikt voor de uitoefening van de ere dienst. Weten we daarmee wat we bescher men? Het criterium van voor vijftig jaar is duidelijk; met begrippen als alge meen belang wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en hun volkskundige waarde kun je nog al wat kanten op. Dat blijkt ook wel, want momenteel zijn er ongeveer 2000 kerken beschermd die god zij dank duidelijk van elkaar ver schillen en dat niet alleen om wat Timmers noemt het imponderabile ei gen, de sfeer. Goed, op basis van die criteria en op basis van het register zijn die 2000 ker ken beschermd. En wat houdt dat dan in? Dat betekent, dat bij het afwegen over het wel en wee van zo'n be schermd object de monumentwaarde als belangrijke afwegingsfactor is ge steld en dat die afweging inderdaad wordt gegarandeerd door het vergun ningenstelsel in de Monumentenwet. Het betekent dus niet, dat automatisch alles wat beschermd is, vanaf dat mo ment, kost wat het kost, in stand moet blijven. Het betekent dus nogmaals, dat door het vergunningenstelsel het monu- mentenbelang duidelijk gesteld kan worden. En daarmee kom ik al tot een wat nade re aanduiding van het dilemma. Het monumentenbelang is namelijk niet eenduidig; het is samengesteld van aard. En behartiging van het ene mo numentale aspect kan nog al eens ten koste gaan van een ander, tot be scherming aanleiding gevend facet. Dat gaat voor nagenoeg alle monu menten op, maar voor beschermde kerkgebouwen spelen toch weer, voor dié groep, zeer specifieke zaken. Sijmons schrijft, zoals ik hiervoor al memoreerde, dat, onze manier van be houden van onze oude kerken een ge trouwe weerspiegeling zal zijn van de mate waarin het geestelijk liturgisch bewustzijn bij ons leeft. Net zo goed als het hoog tijd was, dat er een Rijksmu seum voor de geschiedenis van het christendom in Nederland kwam, het vorige week zaterdag geopende schitte rende leerzame Catharijne Convent, zo is het wellicht nodig om, overeenkom stig de stelling van Peters, kwalitatief hoog genoteerde getuigenissen uit het verleden als zodanig te beschermen. Of gaat het in essentie meer om ge bouwen die, zoals in de door de bis schoppen van Nederland in 1966 uitge geven Nieuwe Katechismus wordt om schreven, in de Christelijke Cultuur, te beschouwen zijn als eerste democrati sche ruimtescheppingen die heel de menigte kon bevatten, na de praalhui- zen voor een godenbeeld, door het volk van buitenaf vereerd? In maart 1979 is een rapport uitge bracht door het Wijkcentrum "De gou den Reael" over de Posthoorn, een 19e eeuwse kerk aan de noord-westelijke kop van de Amsterdamse binnenstad. Hieruit citeer ik het volgende: "Afgezien van de door niemand betwiste bouwkundige waarde is het gebouw dermate in de buurtgemeenschap ver ankerd als emotioneel herkenningspunt, dat de buurt, meer reagerende vanuit

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1979 | | pagina 12