16
Zuidelijkedwarsschipgevel (detail: ingang metbeideflankerende vensters)
Doornikse parochiekerken welke uitde
periode stammen, vervult hettriforium
de visuelefunctie van een scheidende ho
rizontale breuk die de ontwikkeling van de
ruimte in opwaartse richting afremt door
de ruimte-ontwikkeling in de lengte-axia-
liteitte benadrukken. Bij de Sint-Bavokerk
wordt aan deze intermediaire wandstrook
bovendien nog op bijzondere wijze uit
drukking gegeven doorop een enkele uit
zondering na van het Scheldegotisch bi-
nair-alternerend steunenritme geheel af
te wijken: een ononderbroken rij gelijk
vormig gecombineerde steuntjes (pijler-
tje tussen twee driekwartkolonnetten)
zorgt vooreen gelijkmatige spreiding van
de quasi-rondboogjes over de wanden.
Inzake het verlaten van het Scheldego
tisch binair-alternerend ritme bij hettrifo
rium staat de Sint-Bavokerk te Aarden
burg in de ontwikkeling evenwel niet geï
soleerd: afwezigheid van regelmaat in
het steunenritme is vooral ook in de kerk
van Lissewege vast te stel len, terwijl
plaatselijke afwijkingen van het strikt bi
naire ritme ook in een aantal andere
Scheldegotische bedehuizen opduikt.
Ook de voorkeur voor het gebruik van de
rondboog boven de puntboogjesafdek-
king valt bij triforia op als een eigenaar
digheid van een aantal kerken in het
westelijk deel van het oude graafschap
(kerkte Lissewege, Onze-Lieve-Vrouwe-
kerkte Brugge).
Is er voor wat deze rondboogjes betreft
geen aanleiding om hierin een nawerking
van de romaanse vormentaal te veron
derstellen, voor de Sint-Bavokerk is dit
echter wel het geval met betrekking tot
het gebruik van de rondboog bij portaal
tjes om benedenvensters van het dwars
schip en bij de vroegere vensters van de
zijbeuken.
Dat het triforium van de Sint-Bavokerk
niet heeft behoord tot het oorspronkelijk
bouwprogramma doch pas met de twee
de vroeggotische bouwfase zijn intrede
heeft gedaan, met name bij de bouw van
de benedenkerk, blijkt uit de aanpassin
gen welke het reeds in een eerste bouwfa
se tot stand gekomen gedeelte van het
dwarsschip in functie van dit triforium
heeft ondergaan. Voor hettriforium van
het dwarsschip, dat hier hoger ligt dan dit
van de benedenkerk, heeft men de zich
eronder bevindende gevelwand moeten
verzwaren door middel van drie overkra-
gende puntbogen waarvan de buitenste
twee de uit de gevelas geplaatste rond
boogvensters omgrijpen. Hetdoortrek-
ken van hettriforium over het dwarsschip
heeft ook de oprichting van twee trapto-
rentjes bij de westelijke beëindiging van
dit gedeelte voor gevolg gehad: deze to
rentjes, optrapezaïdale grondslag over
de zware steunberen van de romaanse
kerk opgetrokken, wijken door hun vor
men door de afwezigheid van geledingen
af van de voor de Scheldegotiek karakte
ristieke cilindrische of veelvlakkige, met
blindepuntboogvelden op muurkolon-
netten gelede torentjes.
Tijdens de restauratiewerken aan de
Sint-Bavokerk heeft men vastgesteld
dat het tweeledig venster in de
westgevel was samengesteld uit
brokstukken van een vroeger
Scheldegotisch drielicht metdubbele
rechtstanden waartussen hettriforium
overdegevel doorliep. Hetprobleem
heeftzich dan gesteld of dit venster
oorspronkelijk van een dubbele of
enkele beglazing wasvoorzien: in het
tweede geval zou hier naargelang het
een uitwendige of inwendige beglazing
betrof onderscheidelijkeen binnen-of
een buitenloopgang hebben bestaan.
Zoals het in de westgevel van de Sint-
Bavokerk is gereconstrueerd is het drie-
licht een product van de Scheldegotiek
door de groepering van drie lancetten
met verhoogde middelste puntboog,
waarvan de neggen en middenstijlen in
een driekwartkolonnetzijn uitgewerkt.
Zoals de triforiumkolonnetten rusten de
ze bij de Scheldegotische vensters in de
regel op een vierzijdig sokkeltje en een
basis die samengesteld is uit een kleine
torus (zuil) en een plat bandje, en lopen ze
bovenaan uit in een kapiteeltje dat met
vier hoekkrullen is uitgewerkt. De boog-
schenkelszijn op hun dagvlak afgewerkt
in de vorm van een teruggetrokken rol-
staafprofiel.
Een van de contstante karakteristieken
van de Scheldegotische kerkenbouw is
het systeem van de gesplitste wand die
ter hoogte van de bovenlichten uitwendi
ge circulatie omheen het gebouw moge
lijk maakt en hierdoor als een uitwendige
herhaling van het binnentriforium kan
worden beschouwd. Doch ook hier ver-