Inleiding op de
donateursdag
25 april 1981
door de voorzitter
mr. J. van Aartsen
5
Ongeveer 5 jaar geleden is de Stichting
OudeZeeuwse Kerken opgericht.
De Stichting had en heeft ondermeer tot
doel om in een zo breed mogelijke kring
belangstelling te wekken voor de histori
sche en veelal als monument erkende
kerkgebouwen in onze provincie. Een van
de doelstellingen der Stichting is om zul
ke monumentale kerkgebouwen eventu
eel in eigendom te verwerven en zo nodig
te restaureren. In een artikel in de P.Z.C.
van Zaterdag 18 april hebben we kunnen
lezen, dat in Zeeland in de loop der eeu
wen talloze middeleeuwse kerkgebou
wen ten gevolge van watersnoodrampen
en oorlogshandelingen zijn verloren ge
gaan. Nog 55 middeleeuwse kerkgebou
wen zouden in Zeeland overgebleven
zijn; in totaal, de later gebouwde kerken
meegeteld, zou Zeeland nog een aantal
van rond 110 oude kerkgebouwen rijk
zijn, en als monument erkend. Verreweg
de meeste in bezitvan Hervormdege-
meenten.
De vraag rijst wat is er aan de hand met
onze historische kerkgebouwen? Vanzelf
sprekend heeft een kerkelijke gemeente,
wil zij optimaal functioneren een kerkge
bouw nodig. Dat hoeft geen monumentte
zijn; dat kan zelfs een eenvoudige, simpe
le kerkzaal, zo mogelijk met enige bijruim-
teszijn. Is het een monumentaal gebouw
dan is dat meegenomen. Men zou kunnen
zeggen, die kerken zijn bevoorrecht! Of
dit wordt nagezegd door degenen, die de
financiële zaken verzorgen van de ge
meente, betwijfel ikten zeerste.
Immers vele kerken hebben de grootste
moeite om de gelden bijeen te brengen
voor de eigenlijke, de wezenlijke taak van
de kerk. Kortweg gezegd de pastorale
taak. Om daarbij ook nog een cultuur-his
torisch monumentteonderhouden en
eventueel te restaureren is in de meeste
gevallen onmogelijk. De financiële zor
gen worden immers steeds groter; ook de
kerk kan niet de prijsstijgingen ontgaan,
waarbij nog komt, dat helaas deterug-
loop van meelevende kerkleden (en dus
ook betalende) de financiële lasten om
een monument te bezitten en in stand te
houden voor de kerkelijke gemeente veel
te zwaarworden; kortweg gezegd niet
meer kunnen worden opgebracht.
Menkanzichook afvragen of zulks in re
delijkheid kan worden verlangd. Het his
torische Kerkgebouw is immers, men kan
gerust zeggen altijd, een monument in
stad of dorp. Het is beeldbepalend voor
het gehele dorp of een stadsdeel. Ver
dwijnt dit momument, kerk of toren dan
verschraalt het gehele beeld van dorp of
stad.
De in verschillende provincies opgerichte
stichtingen tot het behoud van die monu
mentale kerken stellen zich tot doel om
dat vorengeschetste probleem, ikdurf
niette zeggen, tot oplossing te brengen,
maaromeen bijdrage te leveren om het
probleem te verlichten. Met dit doel isook
in Zeeland 5 jaar geleden de Stichting Ou
de Zeeuwse Kerken tot stand gekomen.
Kerken die niet meer in staat zijn om het
historisch gebouw in een redelijke staat
van onderhoud te brengen, laat staan om
het te restaureren, kunnen zul keen ge
bouw onder bepaalde voorwaarden aan
de Stichting overdragen.
Ook de stichting moet dan echteroverde
nodigefinanciën beschikken. Voor res
tauratie moet dan ook een beroep gedaan
worden op subsidie van Rijk, provincie en
gemeente. De laatste jaren wordt ook een
dringend beroep gedaan op de Rijks
dienst Monumentenzorg en het Ministe
rie van CRM om een bijdrageregeling te
treffen voor het onderhoud. Op overigens
zeer bescheiden schaal wordt daarin
th ns ook voorzien. Onnodig om te ver
melden, dat tijdig gepleegd onderhoud
latere uitermate kostbare restauraties
achterwege kan doen blijven althans de
kosten daarvan aanmerkelijk kan vermin
deren.
Wat de overheidssubsidies betreft moet
helaas in verband met de huidige ongun
stige financiële situatie wel worden vast
gesteld, dat ook de Rijksdienst Monu
mentenzorg ondersterke bezuinigingen
te lijden heeft. Wellicht een reden om de
geringe beschikbare geldmiddelen meer
en meer te richten op goed onderhoud en
eventueel omdiemiddeleninplaatsvan
ze te gebruiken voor een algehele, perfec
te restauratie ze aan te wenden voor een
zodanige onderhoudsbeurt, dat deze his
torisch waardevolle gebouwen in elk ge
val in stand gehouden kunnen worden.
Het mindere geld spreiden over een gro
ter aantal objecten waardoor in elk geval
een waardevol nationaal bezit wordt be
waard voor de toekomst.
Naast de subsidies hebben de Stichtin
gen behoefte aan eenuitgebreid dona
teursbestand. Helaas is het aantal dona
teursvan de Stichting Zeeland weliswaar
groeiende, maar toch altijd nog te gering.
Jitbreiding daarvan is noodzakelijk om
verschillende redenen; ondermeer om
namens brede lagen der bevolking een
beroep te doen op financiële steun van
overheidswege alsook om de administra
tiekosten der Stichting te bestrijden; zo
als U bekend wordt één- of tweemaal per
jaar aan de donateurs een bulletin ver
strekt, met brede informatie overtalrijke
zaken, Zeeuwse kerken betreffende.
Waardevolle informatie, goed uitge
voerd, waarvoor wij de redactie, onder
leiding va nM.P.deBru in, zeer dankbaar
zijn.
Kort na de oprichting van de Stichting,
heeft het bestuurde Grote KerkteZierik-
zee in bezit gekregen. Deze verkeerde
echter in een desolate toestand; om
slechts enkele factoren te noemen, ruiten
en ramen waren niet meer aanwezig, ze
waren ingegooid, hetdaklekteaanalle
kanten, zodat zowel door het eerste als
het tweede euvel wateren wind vrij spel
hadden in het gebouw, tengevolge waar-
va ndeschadeaanhetgebouwenorm
groot was en dit historische monument
zienderogen achteruit ging. De Hervorm
de Gemeente was financieel niet in staat
om deze rampzalige gang van zaken te
keren. Vandaar de overdracht aan de
Stichting.
Het bestuur der Stichting werd hierdoor
wel vooreen enorm probleem gesteld.
Een groot monument, dat door de toe
stand, waarin het verkeerde, metonder-
gang bedreigd werd, maar dat naar aller
oordeel toch voor de toekomst bewaard
zou moeten blijven.
Het bestuur besloot derhalve tot herstel
en restauratie van het kerkgebouw, waar
voor een plan werd opgesteld in een
tweetal phasen. De eerste phase moest
het exterieur bestrijken, of anders gezegd
om verdere achteruitgang te voorkomen,
moest het gebouw water- en winddicht
worden gemaakt. De slechte winter in
1978-1979 verergerde de toestand alleen
nog maar.
Het aanvankelijk begrote bedrag voor de
eerste phase van rond 1,2 miljoen, moest
bij het aanvatten en het voortzetten van
de werkzaamheden worden vermeerderd
tot 2,3 miljoen.
Daarvoor moest een dringend beroep ge
daan worden op Rijk, provincie en ge
meente Zierikzee om belangrijke subsi
diebedragen toetezeggen. Zowel van de
Rijksdienst Monumentenzorg als van de
Gemeente Zierikzee werd veel medewer
king toegezegd in de vorm van grote sub
sidiebedragen. De Rijksdienstwasaan-
stonds bereid om 50% van de kosten te
subsidiëren, terwijl de Gemeente Zierik
zee bereid was om het gebruikelijke sub
sidiepercentage van 30% te verhogen tot
35%. De provincie kende het in de provin
cie gebruikelijke percentage van 10% toe,
-helaas wilde deze niet verder gaan, zo
dat de kosten van herstel voor 95% door
overheidssubsidie waren gedekt. De res
terende 5%- van een totale som van 2,3
miljoen- nog altijd het slordige bedrag
van meer dan een ton, had de Stichting nu
ook niet direct in kas. In dit verband moet
vermeld worden, dat een beroep op het
Prins Bernhardfonds niet vergeefs was,