Scherpenisse 21 waren, van water te voorzien. Deze „kerkebak" werd geschonken door een bemiddelde vrouw, Janneken Snellaerts geheten. De nogal beschadigde tekst op de gedenksteen luidt: „Hier uyt cont ghi weten, so ghi ook wel cont tellen in wat jaer Janneken Snellaerts mij Het stellen Cornells Marinus van Thole heeft mij hier uyt liefde doen stellen, op dat ick tot Port(sche) Dorp geriefde soo d'al verslinde dood hem heeft te vrough geraect soo ben ick door zijn vrouw ten last en opgemaeckt. Dies Janneken Snellaerts naam nog lange hier sa! leven als ick het Hemels-oort den iaesten aem sal geven. We kunnen er van verzekerd zijn dat Janneken Snellaerts er inderdaad mee bereikt heeft dat haar naam, vooral in de droge zomers, vele jaren in ere gehouden is. Ondertussen is dat op zijn hoogst een verre en vage herinnering. Het water, één van onze meest elementaire levensbehoeften, halen we uit de kraan. De kerkebak heeft zijn tijd gehad en is bij de laatste restauratie dan ook opgeruimd. En zo heeft alles zijn plaats en zijn tijd onder de zon. Bronnen: C. Chavannes-Mazel e.a.: „Langs de oude Zeeuwse kerken". Baarn, 1 975. Jac. Ermerins: „Eenige Zeeuwsche oudheden uit echte stukken opgeheldert. Tholen waaronder begrepen Schakerloo en Poortvliet", 1794. H. Janse: „Kerken en torens in Zeeland". Zaltbommel, 1 969. Drs. J. H. Kluiver: „Historische orgels in Zeeland III", in archief Zeeuwsch Genootschap, 1976. Dr. J. J. Westendorp-Boerma: „De klokken van Noord-Zeeland", in Zeeuws Tijdschrift 1 952-II. Gids van de Ned. Herv. Gemeente te Poortvliet, 1976. Gegevens van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg te Zeist over de restauratie. G. J. LEPOETER „Met oudejaarsavond was er om acht uur een kerkdienst. In gezelschap van mijn vader woonde ik op die laatste dag van het jaar meestal die avond dienst bij. Het was zo iets heel bijzonders, zo'n grote ruimte verlicht door kaarsen. Kerk en toren, eerder gemoedelijk dan wanstaltig. We waren altijd nogal vroeg en konden uit onze hoge banken aan één der zijkanten, die men bochten noemde, de binnenkomende schare goed zien. Omdat niet allen met de gepaste omzichtigheid hun plaats innamen, ontstond er nogal wat gerommel, dat allengs minder werd. De vele brandende kaarsen in de grote geelkoperen kronen, die aan lange, enigszins gedraaide staven vanuit het dak boven de hoofden der mensen hingen, benevens de vredige stilte, schepten een sfeer van deemoed en rust. Zo nu en dan werd deze verstoord door het verzetten van een stoof, het sluiten van een kerkbankdeurtje door een laatkomer of door het hoesten van iemand, die verkouden was. Plotseling werd het dan heel stil, zelfs geen geruis was meer te horen: de dominee werd naar de kansel geleid. Na het gebed klonk dan het „Uren, dagen, maanden, jaren. Vliegen als een schaduw heen..." Het was een belevenis, die haar indrukken bij mij heeft achtergelaten en die met oudejaarsavond onbewust uit mijn herinnering te voorschijn treden. In die tijd had men nog geen orgel in de kerk." Dit is een citaat uit de kostelijke beschrijving van het leven in Scherpenisse rond 1 900 van de hand van Kees Jobse, die hier zijn jeugd jaren doorbracht. Met dit citaat in gedachten en benieuwd naar wat er anno 1 982 van dit beeld heel gebleven kan zijn, togen we op een vroege en nauwelijks ontwaakte zondagochtend in januari Scherpenisse-waarts. En inderdaad, de sfeer van deemoed en rust, in sterke mate mede bepaald door de wijze waarop het interieur in zijn overwegend groene kleur over komt, is er nog altijd duidelijk aanwezig. De toren van de westzijde.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1982 | | pagina 21