26
preekstoel is dicht gemaakt, maar
daarentegen werd het raam aan de
torenzijde achter het orgel, open
gemaakt.
Wat de toren betreft heeft men over
wogen om deze met zes meter te
verhogen. Om het historische beeld
geen geweld aan te doen heeft men
hiervan, naar onze mening terecht,
echter afgezien.
In een speciale dienst op zaterdag
middag 23 februari 1974 werd het
gerestaureerde kerkgebouw weer
voor de eredienst in gebruik
genomen.
Ook wat betreft vroegere herstel- en
restauratiewerkzaamheden
beschikken we over wat gegevens. In
1 685 zijn twee pilaren van het koor
gerepareerd die dreigden in te
storten.
In 1 706 werd de prins van Oranje om
steun gevraagd. De inkomsten van de
kerk werden steeds slechter. En
zonder een krachtige geldelijke steun
zou er spoedig geen kerkdienst in het
gebouw gehouden kunnen worden.
De inkomsten van de Capellerie van
St. Jan en van St. Geertruid,
respectievelijk met een rendement
van Vis. 9.9.- en £Vls. 12.12.-
werden hierna vele jaren door de kerk
ontvangen. Direct werd een bestek
opgemaakt om de toren, de kerk en
het torentje op het kruis der kerk met
leien te repareren of opnieuw te
dekken.
In 1730 werd bepaald dat voortaan
een metselaar de grafzerken moest
leggen. In die tijd was het nog volop
in zwang dat de welgestelden in de
kerk werden begraven en de kerkvloer
was door het instorten van graven
moeilijk te begaan en lelijk.
Eind 1742 werd bepaald dat de
zijbeuken met blauwe dakpannen
belegd zouden worden in plaats van
met leien.
In 1 750 werd de preekstoel en de
zitplaatsen verzet in verband met
stenen en kalk die uit het gewelf
vielen. In 1752 bleek dit euvel even
wel niet verholpen te zijn. De
predikant was danig geschrokken.
Citeren we het resolutieregister van
de magistraat van 27 november 1752
over het kerkgebouw:
„Is bij den kerkmeester J. de Jonge
voorgedragen dat Domen Janssen
hem hadde te kennen gegeven dat
vermits alweder kalk en brockelingen
van 't verwulffsel boven de predik
stoel quaamen neervallen, zijn
Eerwaarde door nieuwe vrees
daardoor soodaenig aangedaan was,
dat moet verklaeren in dat prijkel
(gevaar) den dienst in de kerk niet
Ornamenten aan de preekstoel.
langer te konnen blijven doen.
Waarom den kerkmeester versogt
UEd.agtb. ordonnantie of om te
repareren of om de plaatsen te
versetten. Waarop gedelibereerd
zijnde ende in agtinge genomen dat 't
vermaken van de kerk, nae 't concept
voorheen vertoont vast staat, en dus
onnodige reparatien te doen die
mogelijk ook nog weijnig souden
helpen, om alle vrees te beneemen en
ongelucken voor te coomen, en tot
preventie van te vergeefse costen van
reparatie goet gevonden en verstaan
den kerkmeester te gelasten de
preekstoel en zitplaatsen, bij provisie
te laeten verplaatsen. Te weeten het
schuttel van 't choor tegens den
thoorn en daar tegens bij provisie den
predikstoel te setten soo als
aangeweezen door den heere
Drossaert, de scheepens bogten
tegens de muur regt uyt, aan
weerszijden, tussen de 2 eerste
pilaren van 't oosteijden, waartoe de
steene bankties aan weerszijden
zullen werden weggeruymt om die en
de andere bogten daar nevens aan te
plaatsen, die benevens het schuttel
soo voor goet te konnen blijven
staan."
Het kerkhof
De directe omgeving van de kerk is,
als enige op Tholen, onmiddellijk in
de oude betekenis van begraafplaats
herkenbaar. Dit komt doordat er nog
een flink aantal grafstenen uit de
periode dat er nog begraven werd,
aanwezig zijn. De hoge bomen die het
kerkhof omzomen, maken het beeld
compleet.
In tegenstelling tot de meeste
plaatsen is in Scherpenisse erg lang
op het oude kerkhof begraven,
namelijk tot in de periode rond 1 925.
Vooral omdat de kerk buiten de
bebouwde kom ligt, kon men in
Scherpenisse op tamelijk eenvoudige
wijze voldoen aan de bepalingen voor
bestaande begraafplaatsen, zoals die
in de wet op de lijkbezorging van
10 april 1869 werden geformuleerd.
De belangrijkste bepaling wat dat
betreft was, dat de bebouwing niet
binnen een afstand van 35 meter
mocht liggen. Ook werd in deze wet
bepaald dat er een algemene begraaf
plaats moest zijn. Vermoedelijk is
nadien het kerkhof inderdaad als
algemene begraafplaats gebruikt. Ook
nu nog wordt het kerkhof als zodanig
door de burgerlijke gemeente onder
houden. De eigendom van de grond
binnen de kerkring berust echter bij
de kerk.
Begin 1 926 kocht de gemeente een