6 O.L. Vrouwe ter Duinen te Koksijde. broeders (conversen) naast zich voor het verrichten van alle soorten handenarbeid; het schip van Cisterciënser kloosterkerken is daarom zo groot en langgerekt. Maar in Lissewege zagen we niets meer van dit alles, alleen een klein barok kapelletje aan de ingang van de oprijlaan, de toegangspoort met madonnabeeldje en, idyllisch gelegen, de grote abdijschuur van „Ter Doest". Wat verloren stonden we in deze grote ruimte, met ontzag opziende naar de zeven eeuwen oude kap constructie van eiken trekbalken en corbelen, een bouwwijze, die in vele Zeeuwse kerken uit later tijden terug te vinden is. Uit gezellige koperen koffiekannen werd ons daar heerlijke koffie geserveerd, waarna we toch weer verder moesten. Wederom reden we door het oude Vlaanderen, „mijn vlakke land, mijn Vlaanderland", zoals Jacques Brei eens zong, een gebied, dat, toen het Zwin nog niet verzand was, vooral onder de hertogen van Bourgondië, een grote welvaart gekend heeft, maar vaak ook Europa tot slagveld heeft gediend. Hier, in het stroomgebied van de rivier de Ijzer, hebben in onze eeuw enerzijds de jeugd van Duitsland, anderzijds die van Vlaanderen, Engeland en Frankrijk in hevige verbittering lang tegenover elkaar gestaan, daar is in de eerste wereldoorlog zoveel bloed gevloeid, dat ouderen nog met huiver spreken van „de hel van Passendale". Nu was het er allemaal païs en vrêê, ook prins Maurits was in de duinen van Nieuwpoort niet meer te vinden, wij reden dus op Koksijde af en wel naar de „O.L. Vrouwe ter Duinen"- kerk van de Brugse architect Lantsocht. Een opvallende dak constructie, een bijzondere platte grond, een gebouw van beton, beton- glas, staal en aluminium met een geweldige ruimtewerking, terwijl het licht daar speelt door dikke brokjes gekleurd glas. Een Mariakapel met aan de wand, van achter verlicht, een liefelijke, heel eenvoudige Madonna. Op zo'n moment komt je dan wel eens een andere Mariakapel voor de geest, bijvoorbeeld die van de „O.L. Vrouwekerk" te Maastricht, een suikerzoete Maria, een kapel als het ware doortrokken van de talloze gebeden van generaties, teruggaande tot de twaalfde eeuw. Hier, in Koksijde, waren we in een heel andere denkwereld, de mensheid is in zeven eeuwen dan ook een lange weg gegaan en dat heeft zijn sporen nagelaten. In Veurne verkwikten we de inwendige mens; wij kunnen van brood alleen niet leven, maar tóch het brood met het trappistenbier smaakte menigeen voortreffelijk. Dankzij actie onder de deelnemers kregen we nog even de kans het stadje te bekijken; gehaast drentelden we over het puntgave marktplein, hier waren vooral Renaissancegevels met een beetje barok uit de zeventiende eeuw te zien, het stadhuis, het gerechtshof, bekroond door een gotische toren, het Spaanse Paviljoen, dat de middeleeuwse versterkte huizen in Utrecht in herinnering bracht. De Abdij van „Ter Duinen" bleek vlak bij Veurne te liggen in een mooi duingebied. Eerst werden we een houten open standaardmolen gewaar, een oud molentype, dat je in ons land nog weinig ziet. Toen stapten we uit bij het Museum van de Abdij; een opgraving zie je niet elke dag en deze was groot en interessant. Wij zochten alles zo goed mogelijk op: de abdij kerk, de kloostergangen, de kapittel zalen en refters van monniken en conversen, de keukens, we keken in de waterput en letten ook op kleine dingen zoals kapitelen van de zuilen; op één daarvan lachte een engeltje ons toe met dezelfde mysterieuse lach waarmee vroege Griekse beelden ons aankijken; misschien is elke nieuwe cultuur wel met een geheim- zinnge glimlach begonnen... In het museum gaf de onvermoeibare heer De Bruin weer uitleg en bewonderden we ook de maquettes van het vroegere kloostercomplex. Het was heel bijzonder op dit oude plekje te zijn, waarvan in barre tijden zoveel goeds is uitgegaan. De thee werd gedronken in St.-Jan te Dixmuiden, menigeen van ons had tevoren nog de Paxpoort en het IJzermonument bezocht, helaas ook weer een bron van frustraties, haat en nijd. In de bus naar huis was iedereen moe en wat stilletjes, zelfs onze goede gids gaf het op, aankondigend niets meer te weten, wat men massaal betwijfelde. De Schelde lag er rustig bij, de schepen als silhouetten afgetekend tegen een onheilsspellende rode lucht. „Zulke luchten zie je alleen in Zeeland", zei iemand uit Maassluis, die met ons over de reling hing, hetgeen ons Zeeuwse hart goed deed. Tenslotte bedankte de heer Van Aartsen de heren De Bruin en Van der Perk voor de volmaakte organisatie. Terecht, want daar waren allen het over eens: het was een geweldige dag. Een juweeltje te Veurne. m

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1982 | | pagina 6