9
waarin door het uitbreken van de
honderdjarige oorlog, de eens zo
beroemde kathedraalbouwers forten
en versterkingen neer moesten zetten
en de steenhouwers kogels moesten
bikken. Dan zijn de „gouden" tijden
wel voorbij!
Kloosterorden
Veel invloed op de kerkbouw hebben
de grote kloosterorden gehad: Cluny
en Cïtaux. Het door Willem de Vrome,
hertog van Aquitanië, in de tiende
eeuw in Cluny gestichte klooster zou
op de feodale en rauwe wereld, die
Europa toen was (door invallen van
Noormannen, Saracenen en
Hongaren) met zijn 1400 huizen en
dochterhuizen van Polen tot Portugal
een beschavende invloed van het
grootste gewicht hebben.
Wanneer Cluny in de loop van de
elfde eeuw verslapt, wat de naleving
van de Regel van Benedictus betreft,
sticht Abt Robert de Molesmes in
1098 in Cïteaux een klooster,
waarvan Bernardus (111 3-11 52) de
beroemdste abt geweest is. Cïteaux
kwam voort uit een verlangen naar
boetedoening van een groep mannen,
die West-Europa, waar levens
verheerlijking en genotzucht voort
durend toenamen, voor het najagen
van al te veel ijdele genoegens wilde
behoeden. Bernardus, die onder
andere ook de tweede Kruistocht
organiseerde en als officiële vertegen
woordiger van de Paus optrad, keerde
zich dan ook tegen de prachtlievende
regent van Lodewijk VII, Abt Suger,
die, gedreven door een tomeloze
hartstocht voor schoonheid, de
koninklijke Abdij van St.-Denis in
pracht en praal herbouwd had.
Bernardus is ook degene geweest, die
de Maria-verering zeer gestimuleerd
heeft wat grote invloed had op de
bouw van kerken. Ontelbaar zijn
immers de aan Maria gewijde kerken:
Parijs, Rheims, Chartres, maar ook
Veere, Tholen en Breda. De middel
eeuwse kerk definiërend zegt prof.
Van der Meer dan ook kort en
bondig: „God woont er. Zijn Moeder
is er Koningin; alles zit erin en eraan,
en de rest ligt in haar schaduw."
„De Lente, het Romaans,
is van het klooster.
De Zomer, het Gotisch,
is van de stad."
Uit de Romaanse kloosterkerken met
hun dikke muren met kleine lancet
I
vensters, hun vierkante traveeën-
indeling, hun zware gewelven,
gesteund door zuilen met knop-
kapitelen, hun stenen roosvensters en
middenschepen, aan weerszijden
gestuut door brede tribunes op de
zijbeuken, nooit hoger dan 25 meter,
ontwikkelde zich in de loop van
tachtig jaar de Gotische kerk van de
stad. De hoogopgaande pijlers
hebben dan de muren als het ware
tussen zich weggeschopt, zodat de
gewelven rusten tegen een stenen
steigerwerk van contraforten en
sierlijke luchtbogen. De tribunes zijn
vervangen door doorzichtige triforia,
de kapiteelknoppen zijn blader
kransen geworden. De simpele lancet
vensters hebben zich gesplitst in twee
lancetten onder een kleine roos, dan
in vieren onder een driehoek van
rozen. De stenen roosvensters zijn tot
een stekelig, draderig rooster
geëvolueerd; we zijn dan ongeveer in
de tweede helft van de elfde eeuw.
Er lagen al steden aan de belang
rijkste handelswegen, bevolkt door
een zeer vooruitstrevende, fanatiek
chauvinistische burgerij. Hun kerk
moest van hun vrijheid en blijdschap
daarover getuigen en ook hier, zoals
eerder in het oude Egypte
(pyramides) en later in de Verenigde
Staten (wolkenkrabbers) drukte de
geestdrift van een jong volk zich uit
in het kolossale en mateloze. Daarom
werd het schip van de kerken steeds
hoger naar de hemel opgestuwd.
Niets was de jonge middeleeuwer te
groot; de stad was zijn vaderland en
de vreemdeling moest onder de
indruk raken van de pracht van zijn
kerk. „De kathedraalbouw", zegt prof.
Van der Meer, „is een uiting van
collectieve jeugd, een spel met een
element van scherpe competitie.
Sinds 1 1 50 wilden de bouwmeesters
letterlijk alles, wat er rondom in
aanbouw stond, overtreffen". Totdat
in 1 284 het vijftig meter hoge gewelf
van de kathedraal van Beauvais
instortte en men erachter kwam, dat
men de gewelfhoogte tot veertig
meter moest beperken of een dubbel
aantal pijlers aanbrengen.
Wij hebben steeds over de situatie in
Frankrijk gesproken. Dat is dan ook
min of meer de bakermat, want uit de
bouwloodsen van de kathedralen van
Chartres, Parijs en Rheims bereikte de
Franse Gotiek via Henegouwen de
Scheldestreek en Brabant. In ons land
verrezen dus ook Gotische kerken,
maar veel later, in de 14e en 1 5e
eeuw, en deze waren eenvoudiger,
minder rijk aan beeldhouwwerk en
vaak uitgevoerd in een combinatie
van baksteen, lede- en gobertanger
steen. De impuls was evenwel
dezelfde en ook het streven naar
hoger en groter.
„Wat men wilde", schrijft prof. Van
der Meer, „stond duidelijk in het
officie van Kerkwijding: men wilde
met de nieuwste middelen een
afbeelding scheppen van de Hemelse
Stad. En niets anders."
„De mensen van toen", zal Emile Male
opmerken (l'Art religieux au Xllle
siècle en France) hadden een
hartstocht voor orde. Geen plaats ter
wereld gaf ooit mensen een zo diep
gevoel van gerustheid." Want binnen
in de kerk zagen de gelovigen 't
Zoutelande, N.H. kerk. Toren 1 400. Restauratie 1 950.