Aan de mond van de Westerschelde Vlissingen 17 ING. M. H. WILDEROM Enkele flitsen uit de historie Vlissingen, eertijds een vissersdorp, thans bekend als Oud-Vlissingen, lag ten noordwesten van het heden daagse stadscentrum, „waar heer Wisse van Koudekerke een „steenhuis" deed bouwen, dat hij in 1 264 aan gravin Aleidis opdroeg" - de Kasteelstraat bewaart daaraan de herinnering -. De dorpskerk van Oud-Vlissingen zou gestaan hebben in de buurt van de huidige watertoren, waar ook de voormalige haven van Vlissingen eindigde. Oud-Vlissingen ontleende zijn belang aan het veer op Vlaanderen - het oudste betrouwbare bericht hierover dateert overigens eerst van 1312 en aan zijn nering, scheepvaart en visserij; het „visschershieken" haven) werd door Betje Wolff bezongen Men houdt het ervoor dat tijdens Floris V 1 254-1 296) de gunstige strategische ligging van Vlissingen is Panorama van zeezijde gezien (uit Cronyk van Smallegange). opgevallen en dat hij daarom de handel en scheepvaart bevorderde, zodat in de 14e eeuw het nieuwe Vlissingen tot ontwikkeling kon komen. Oud-Vlissingen raakte in verval en het nieuwe Vlissingen verkreeg in 1315 stadsrechten van Willem III, graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen. Het Vlissingse waterfront lag in de middeleeuwse periode ongeveer 1 km verder zeewaarts dan thans het geval is. Tussen het windorgel op de Nolle- dijk aan de westzijde en het plankier- hoofd bij de Buitenhaven aan de oostzijde van Vlissingen zijn enkele honderden ha land van het Vlissingse domein, als gevolg van dijkdoor braken bij stormvloeden, in zee verdwenen. Waar polderland was vindt men thans diepten van 20 tot 40 meter onder NAP. Uiteindelijk werden de inlaagdijken van 1326/1331 en van 1390/1398 bestemd tot de tegenwoordige water kering, thans bekend als de boulevards: De Ruyter, Bankert en Evertsen. In de middeleeuwen was het vooral de haringvangst, die Vlissingen wel vaart bracht. In de 1 5e eeuw was er zelfs een haringtol ingesteld, „tot onderhoud van de havens, de brug, de kaaien en de houten hoofden". In dezelfde periode namelijk op 25 maart 1452 heeft Philips van Bourgondië, Vlissingen (met Westkapelle en Domburg) voor f 14.400,- verkocht aan Hendrik van Borssele, heer van Veere. Vervolgens werd Vlissingen in 1489 voor het eerst met muren en vesten versterkt als gevolg van de inval der Sluizenaars op 16 mei 1485. Bijna een eeuw later werden de Vlissingse gemoederen in 1570/71 verontrust door de plannen van Alva om in Vlissingen een „citadel" te bouwen. De bouw begon 6 juni 1571; er kon slechts tien maanden aan worden gewerkt want in 1 572 was er een radicale verandering. De bevrijding van Den Briel van het Spaanse juk door de watergeuzen op 1 april van dat jaar, werd gevolgd door de bevrijding van Vlissingen op 6 april 1 572. Vlissingen was daarmee

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1983 | | pagina 17