23
betaalt de Hervormde gemeente
Vlissingen een bedrag van circa
f 50,- als zogenaamd „Basse Court"
(voorportaal) dat toegang tot de kerk
verleent.
Het carillon
In 1 587 wordt voor het eerst melding
gemaakt van een uurwerk en carillon
voor de Sint-Jacobstoren. Dat uit 1 7
klokken bestaande carillon werd in
1588 aangebracht en heeft dienst
gedaan tot 1768 toen de klokken
vanwege hun slechte conditie uit de
toren moesten worden verwijderd.
Voor een nieuw carillon werd
opdracht verstrekt aan Andreas van
der Gheyn te Leuven, die het uit 40
klokken bestaande spel in 1770 aan
bracht. Het vond zijn einde bij de
brand van 5 september 1911 toen
kerk en toren werden verwoest.
Terwijl de vlammen reeds hoog
oplaaiden speelde het carillon
(onvrijwillig) voor het laatst.
Bij de daaropvolgende herbouw was
aanvankelijk geen geld te vinden voor
een nieuw klokkenspel. Reacties uit
de burgerij bleven niet uit, zodat de
gemeenteraad op 17 maart 1913
alsnog besloot een carillon aan te
brengen.
De klokken, totaal 33 stuks, werden
gegoten bij de Engelse firma John
Taylor en Co. te Loughborough.
Alleen de luidklok werd gegoten door
de firma Petit gebr. Edelbrock in
Gescher (Westfalen). Het nieuwe
carillon kon op 30 april 1914 worden
bespeeld maar was geen lang leven
beschoren. Op bevel van de
„Rüstungsinspektion Niederlande" van
de toenmalige bezettende macht
werden de klokken op 26 mei 1943
afgevoerd naar Duitsland; ze kwamen
nimmer terug.
Noodgedwongen duurde het tot 1949
eer de gemeenteraad op
23 december besloot tot het aan
schaffen van een nieuw carillon. Het
werd gegoten door de firma Petit en
Fritsen te Aarle-Rixtel (N.-Br.) en
bestaat uit 47 klokken, waarvan er
drie tevens als luidklok en voor het
slagwerk van het torenuurwerk
dienen. Op de grootste klok, die ruim
1 700 kg weegt, is het volgende
opschrift aangebracht:
So/i Deo Gloria
MC MX LIII - MCMU
Eenmaal verstomd door ruw geweld.
Na acht jaar in zijn eer hersteld.
Verkondt de toren andermaal
De vrijheid in de klokkentaal.
Op een andere klok is een vers van
Vergilius gegoten;
„0 Passi Graviora Dabit
Deus His Quoque Finem"
dat is:
„O, gij die wel erger beproevingen
hebt doorstaan,
ook aan de tegenwoordige zal God
een einde maken".
dat ook op één van de eerste klokken
van de Sint-Jacobskerk stond.
Op een aantal klokken zijn verder
opschriften in het Latijn aangebracht
ontleend aan psalm 150, die ook op
de klokken van het vorige carillon
voorkwamen. Op de kleinste klokken
komen geen opschriften voor.
Op 3 november 1951 werd het
nieuwe klokkenspel feestelijk in
gebruik genomen5).
Water en vuur
Vlissingen is meermalen door een
stormvloed geteisterd, waarvan de
Sint-Jacobskerk haar deel kreeg.
Volgens de kronieken werd bij de
Sint-Felixvloed van 5 november 1530
de stad zwaar beschadigd. In 1612
ontstond veel schade aan de vesting
muren en bolwerken evenals in 1630.
In 1662 werden de deuren aan de
poort van het zeehoofd door de
golven stukgeslagen. Bij de
stormvloed van 1682 stroomde het
water door de Rammekenspoort in de
stad, waarbij het water in de Sint-
Jacobskerk een hoogte bereikte van
ongeveer 80 cm. Bij de stormvloed
van 1808 steeg het water in
Vlissingen en in de Sint-Jacobskerk
circa 35 cm hoger dan bij de vloed
van 1682. Vervolgens stroomde het
zeewater nogmaals de kerk binnen bij
de stormvloed van 1 2 maart 1 906
toen de Vlissingse binnenstad onder
vloeide. De geschiedenis herhaalde
zich opnieuw bij de stormramp van
1953 toen op 1 februari de binnen
stad met de kerk tot een hoogte van
ongeveer 1,90 m vol water stroomde.
Een merkwaardig feit was toen dat in
de kerk met bijna 2 m water, vele van
de op de kerkbanken liggende kerk
boekjes vrijwel droog waren.
Ds. Kloosterman gaf daar indertijd de
volgende verklaring voor: de houten
vloer tussen de kerkbanken rustte los
op een betonnen ondergrond en
vormde zodoende een plankier dat
door het opkomende water als een
vlot omhoog werd geduwd. Daarop
kwamen vele kerkboekjes terecht, die
bij het wegvloeien van het water weer
(hoewel wanordelijk) omlaag
kwamen.
Tot 1911 was op één der kerkpilaren
aangetekend tot welke hoogten het
zeewater in de kerk was door
gedrongen. Wel moet dan worden
vermeld dat de kerkvloer bij de
herbouw in 1911/15 ongeveer 75 cm
is verlaagd tot het oorspronkelijke
niveau. Opmerkelijk is dan wel dat de
Sint-Jacobskerk indertijd gebouwd is
op één van de laagste punten van de
stad in tegenstelling met vele andere
Walcherse oude kerken, die over het
algemeen op de hoogste punten zijn
gebouwd.
Voor degenen, die in exacte hoogten
zijn geïnteresseerd, zij vermeld dat
door de Rijkswaterstaat in 1979 een
hoogtemerk aan de toren is aan
gebracht in het kader van een
algemene nauwkeurigheidswater
passing in Nederland. Dat merk
bevindt zich rechts van de hoofd
ingang op 0,16 m links van het
contrefort en circa 1,90 m boven de
begane grond. Het is een GKB (grote
kruishout) en heeft een hoogte van
NAP +4,41 m. De buitenwaterstand
bij de stormvloed van 1 februari
1 953 was te Vlissingen NAP
4,55 m.
Maar behalve door het water werd de
St.-Jacobskerk ook enkele malen
door vuur geteisterd. Bij het Engelse
bombardement van Vlissingen in
1 809, om Walcheren te bevrijden van
de Franse heerschappij, ging onder
andere wel het prachtige stadhuis
verloren maar bleef de schade aan de
kerk beperkt. Doch door de hevige
brand die in de warme zomer van
1911 op 5 september in het Engelse
kerkgedeelte ontstond als gevolg van
loodgieterswerkzaamheden, werd het
gebouw en de toren, behalve de
muren, totaal vernield. De bovenbouw
van de toren stortte met uurwerk en
klokken in de tuin en in het kerkschip,
waarbij de pilaren aan de zuidzijde
werden vermorzeld.
Na de herbouw volgde enkele
decennia later in de oorlog 1940-
1945 opnieuw beschadiging door
granaatvuur, die gelukkig minder
omvangrijk was.
Restauratie
De restauratie na de brand van 1911
was voor de kerk in handen van de
architect J. F. L. Frowein en werd na
diens overlijden op 6 juli 1914 voort
gezet door de Rijksbouwmeester
A. Mulder. Er is toen naar gestreefd