Lustrumtocht
naar de Abdij van Averbode
en de St. Romboutskathedraal
te Mechelen.
18 september 1982
3
„Hoe warm het was en hoe mooi
P. S. J. BEEKHOF-KOOLE
Zoals wij allen weten zijn er ochtend
en avondmensen. De ene soort
kwinkeleert in de vroege morgen al
het hoogste lied, de andere is, hoewel
geruggesteund door vele koppen
koffie, om tien uur nóg niet bij zijn
positieven.
Onze leidsman bij al onze onder
nemingen, de heer M. P. de Bruin,
behoort duidelijk tot de eerste
categorie. Want nauwelijks had de
bus zich tegen half acht in beweging
gezet, of hij stak van wal. Dat moest
in zekere zin ook wel, want hij had
ons, vóór we Averbode bereikten, veel
te verhalen.
We werden bijzonder vriendelijk ontvangen door
Broeder Jacques.
Walacra en de Abdij van
Middelburg
Hij begon dan met ons het beeld voor
ogen te toveren van het oude
Walcheren, vertelde over de grote
overstromingen tussen 300-700 en
over het oudste duingebied tussen
Westkapelle en Oranjezon. We zagen
omstreeks 690 Willibrord in conflict
komen met een tempelwachter van
Nehalennia in Domburg, roken als het
ware het ziltige schorrenland, dat
Walacra moerassig land) zonder
dijken in de 9e en 10e eeuw nog
was; er liepen ook wat schapen rond,
die kleine heuvels als vluchtplaats
hadden tegen de opkomende vloed.
Omstreeks 900 werd een burcht
tegen de Noormannen, dè plaag van
die tijd, gebouwd en wel tussen de
Domburg (noord-burcht) en Souburg
(zuid-burcht) in, zo heeft Middelburg
zijn naam gekregen. Intussen was
men zover gekomen, dat men de
kreekgaten in de duinen kon dichten,
wat in de 11 e en 1 2e eeuw een
bevolkingsexplosie ten gevolge had.
Er ontstonden dorpen en ook grotere
plaatsen, allen circa vijf kilometer van
elkaar verwijderd en met elkaar
verbonden door smalle wegen, die op
de ruggen van de kreken aangelegd
werden. Dorpen ontstonden op de
kruispunten van die wegen op
plaatsen, die van wege de angst voor
de zee, nog wat opgehoogd werden.
Naast Middelburg zijn ook Domburg
en Westkapelle al in het begin van de
13e eeuw stadjes van belang, althans
zij krijgen stadsrechten. Veere en
Vlissingen volgen later.
In 1128 kwamen de Norbertijnen
(Premonstratenzers of Witheren) naar
Het poortgebouw aan de veldzijde.
Boven de grote poort Maria met het Kind.
Boven de kleine doorgang Gummarus, de
patroon van Abt Arnold van Tuldel.
Achtergevel van het poortgebouw. In een nisje
een afgietsel van een 15e-eeuwse Mater
Dolorosa.
Middelburg en stichtten daar een
Abdij, die, evenals Tongerlo 1 1 30)
en Averbode (1 134) een dochter was
van de Abdij van St.-Michiel (11 22)
te Antwerpen; deze laatste Abdij was
gesticht vanuit Prémontré. Hier ligt
dus de schakel tussen de Abdij van
Middelburg en die van Averbode - ze
waren zusters - en tevens de drijf
veer, die ons naar Averbode deed
reizen.
De Abt van Middelburg werd een
machtig man, hij had onder andere
zitting in de Staten van Zeeland en
vanuit de Middelburgse Abdij werden
vele parochies op Walcheren van
pastoors en kosters voorzien. Elke
Norbertijner Abdij is altijd omringd
geweest door een krans van
parochies; Norbertijnen houden zich
immers vooral met de zielzorg bezig.
Overal op Walcheren ontstonden in
de 11 e en 1 2e eeuw kerkstichtingen,
hetzij van wereldlijke Heren