12
banken binnen de tuin. Als het
formulier is gelezen en de ouders de
„doopvragen" hebben beantwoord,
daalt de predikant de preekstoel af en
dient, voor iedereen zichtbaar, de
doop toe.
Wordt het avondmaal gevierd, - vier
maal per jaar - dan heeft de koster
van tevoren een tafel op schragen
uitgezet binnen de dooptuin, deze
met een wit avondmaalslaken gedekt,
en de tinnen schalen, kannen en
bekers, al voorzien van brood en wijn,
daarop gereed gezet. Na het lezen
van het formulier daalt de predikant
de preekstoel af en de eerste ronde
kerkgangers neemt plaats op de
stoelen aan de tafel om het
avondmaal te vieren. Er zijn
verschillende „tafels", d.w.z. rondes.
Ambtsdragers en zij die voorin op
ereplaatsen zijn gezeten, hebben bij
het aangaan voorrang. De diakenen
verlenen bijstand bij de uitdeling van
brood en wijn.
Samenvatting en slot
De N-H kerk te Grijpskerke is een
karakteristiek gebouw, waarin, zoals
we gezien hebben, elementen van een
eerbiedwaardig middeleeuws
verleden en een mooie 18e eeuwse
vormgeving samengaan. Een in
oorsprong uit de rooms-katholieke
periode daterende tweebeukige kerk
werd in 1770 aan de westzijde
vergroot, en voorzien van een nieuwe
bekapping en van een nieuw
klokketorentje. Het grondplan is
sedertdien rechthoekig, bewust
aangepast aan de vorm van het
dorpsplein. De inrichting is die van
een protestantse centraalbouw,
tweezijdig symmetrisch. De ingang
aan de westzijde en de hoofdas van
de preekkerk haaks daarop zuid-
gericht zijn eigen aan veel voormalige
rooms-katholieke door de
hervormden in gebruik genomen
kerken.
Het meest typische overblijfsel van de
oude structuur: de west-oost lopende
bogenreeks op twee kolommen, moet
in de oorspronkelijke versie door zijn
marmerbeschildering eerder opgevat
zijn als een sieraad dan als een sta in
de weg; een deftig element. De
vensters daarentegen bleven gotisch.
We mogen overigens aannemen, dat
een puntboograam voor een
dorpskerk in de periode van de barok
en het klassicisme niet zo'n
onmogelijke zaak wordt geacht als de
„officiële" kunstgeschiedenis ons wel
zou doen denken.
In het voorgaande kwam ter sprake.
dat de hoge standaard van de
verbouwing van 1 770 ons iets te
vertellen heeft. Vóór 1 795 waren
dorpskerken gebouwen van meer dan
alleen lokale interesse en bemoeiing.
De hoogste overheid - in ons geval
die van het gewest Zeeland - oefende
controle uit op de hoedanigheid van
een verbouwing en stelde fondsen
beschikbaar. Rijke stedelingen,
gegoed in de plaats, hadden een
band met de dorpsgemeenschap en
speelden bij de zorg voor de kerk een
kwaliteitsvermeerderende rol.
Na 1 795 komt er verandering in deze
situatie. De reactie na 1815 leverde
voor de hervormden een voordien
ongekend sterk landelijk synodaal
verband op, maar het onderhoud en
de inrichting van het, nu in eigendom
bezeten, kerkgebouw is een
aangelegenheid geworden van de
plaatselijke kerk. Aanvankelijk vallen
in een dorp als Grijpskerke hervormde
kerkgemeenschap en
dorpsgemeenschap nog goeddeels
samen. Door scheuringen is aan het
einde van de 1 9e eeuw ook daarvan
geen sprake meer.
Zoals op meer dorpen wordt ook in
Grijpskerke met hulp van buiten als
lokmiddel voor predikanten een
nieuwe pastorie gebouwd. Ook het
predikantssalaris wordt opgehoogd.
Desalniettemin moet de gemeente het
van 1 876-1 884 en van 1 893-1 900
stellen zonder eigen herder en leraar.
Voor wat het kerkgebouw betreft
geeft de hele 1 9e eeuw in feite een
armelijk voortleven te zien van de
18e. Een, de oorspronkelijke ruimte
werking verstorend, plafond uit 1861
en nieuwe kleurlagen nu en dan zijn
de enige aanpassingen, in de eeuw
van de vooruitgang en van de
opkomst van de techniek. Tegen
1900 was het nog steeds een kerk
gebouw zonder kachel en met kaars
verlichting; een kerkdienst met
stokman en voorzanger in functie, en
zonder orgel.
De verbeteringen omstreeks 1 900
kunnen mede gezien worden tegen de
achtergrond van de wens niet achter
te blijven bij de gereformeerden, die
in 1 891 - ondanks protest van
hervormde zijde - in Grijpskerke hun
kerkgebouw stichten.
We behoeven er niet aan te twijfelen,
dat het aloude gebouw in het hart
van het dorp aan de hervormde
gemeente dierbaar was en bleef, al
was het alleen al vanwege de „status"
er van. Hiermee raken we aan de
betekenis die zo'n oude kerk heeft als
monument. Die betekenis werd in die
periode indirect, en om zo te zeggen
Orgelfront 1900 Er worden hoektorens gesuggereerd aan weerskanten van een middenveld, zulks in
navolging van de traditionele vormgeving van het orgelfront Hier en daar is de invloed van de Jugendstil
zichtbaar De harp. op de top. is een gebruikelijk ornament voor een orgel, als attribuut van de oud
testamentische psalmdichter en -zanger Koning David