19 tenir, Ie réparer ou Ie refaire, c'est Ie rétablir dans un état complet, qui peu n'avoir jamais existé a un moment donné". (Een gebouw restaureren is niet het onderhouden, herstellen of herbouwen, het is het weer brengen in een complete staat, die mogelijk op een gegeven moment nooit heeft bestaan). Dit uitgangspunt vereiste niet alleen scherpe observatie en een historische benadering, maar verlangde van de restaurateur ook de hoogste constructieve en technische bekwaamheid. Cuypers had een voor keur voor de 1 3e-eeuwse gothiek, die hij romantisch interpreteerde (zie kasteel „De Haar" bij Haarzuilens). De gebouwen die hij restaureerde mochten soms geen geschiedenis meer hebben, rigoureus ruimde hij nu en dan latere toevoegingen op, zoals - een uiterste weliswaar - het originele gotische koor van de Abdij Rolduc te Kerkrade, dat hij door een pseudo-romaans verving. Cuypers heeft alles te mooi willen maken, hij streefde altijd naar het „herrijzen in nieuwe luister", zoals gebeurde bij de restauraties van de Munsterkerk van zijn geboorteplaats Roermond en van de St. Servaas (Westfront!) te Maastricht. Een van zijn meest geslaagde restauraties is die van de parochiekerk van St. Odiliënberg in de jaren 1 880- 1883. Cuypers is de man geweest, die samen met De Stuers, de schandelijke verwaarlozing van de 1 9e eeuw tot staan heeft gebracht. Stijlkundig was hij zeer goed op de hoogte, maar hij faalde af en toe wat de uitvoering betreft, omdat de gebruikte materialen (o.a. nieuwe baksteen), de bewerking en toepassing ervan, net dat accent misten, dat in historische gebouwen terug te vinden is. De restauratietechniek was op het eind van de 1 9e eeuw nog enigszins in een experimenteel stadium. Het zal waarschijnlijk onnodig zijn u in herinnering te brengen, dat Cuypers Sr. - hij had een zoon Jos. Cuypers, de bouwer van de nieuwe St. Bavo in Haarlem - de bouw meester van het Rijksmuseum, het Amsterdamse Centraal Station en van talloze neo-gotische kerken in ons land geweest is. Dat vrij vele hiervan óf verwaarloosd öf alweer afgebroken zijn is in dit geval navrant genoeg. Twee andere namen moeten hier ook genoemd worden, namelijk die van Ad. Mulder, die de titel van Rijks architect kreeg en door De Stuers als „een perfecte lastdrager" werd gekwalificeerd. Hij heeft talloze opmetingen van oude gebouwen gedaan en tientallen schetsboeken gevuld met prachtige tekeningen van monumenten, verspreid over het hele land. De tweede naam die vallen moet is die van de Zeeuw J. A. Frederiks, alias „Jan Antiek" (1 849-1 931die, naar eigen zeggen „in Middelburg geen tijd had om te eten en aan wie in Den Haag geen tijd gegund werd om dood te gaan". Na een HBS-opleiding en werkzaam heden op het bureau van de Hoofd ingenieur van Waterstaat, werd hij buitengewoon opzichter bij verschillende bouwwerken en tenslotte bouwkundige over de Abdij gebouwen, die hij tussen 1885 en 1917 allemaal restaureerde. In het „Zeeuws Tijdschrift" (jaargang 24, 1 974) noemt M. P. de Bruin hem terecht „een wachter op de bres voor het behoud van monumenten". Hij organiseerde bovendien een groot aantal tentoonstellingen onder andere van koperwerk (1904), goud- en zilverwerk (1 906) en was in 1913 voorzitter van de nationale tentoon stelling van kerkelijke kunst in Den Bosch; exposities zijn, aldus De Bruin, belangrijk, omdat ze dingen in beweging zetten. In 1907 vertrok Frederiks naar Den Haag om zitting te nemen in de Rijkscommissie van 1903, de inventarisatie- en beschrijvingscommissie, die op initiatief van de Ned. Oudheidkundige Bond was gevormd. N H Kerk te 's-Heer Abtskerke, 1966. Deze commissie, die op 7 juli 1 903 met zijn werkzaamheden begon, had als taak een voorlopige monumenten lijst op te stellen, deze monumenten ook te beschrijven en verminking en sloop te voorkomen. Voorzitter werd Cuypers Sr., Kalf, wiens naam van nu af vaker genoemd zal worden, werd secretaris. Het pad van dit college liep ook alweer niet over rozen. Men moest al snel ondervinden dat oproepen tot medewerking, vooral van de kant van gemeentebesturen, een pover Grote Kerk Veere Zijschip zuidzijde uit het middenschip gezien, 1890

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1983 | | pagina 19