7 Banken van het type in Zeeland .bochten" genoemd In het woord bocht zit een stam die „omheining" betekent De banken zijn gesloten, via een deurtje gaat men in en uit Banken in het midden van de kerk Onder het plankier, waar ze op bevestigd zijn, bevindt zich nog de zerkenvloer uit de tijd toen er in de kerk begraven werd Dit gedeelte van de kerk was tot 1896 de plaats voor de vrouwen stoelen. „stedebouwkundige" aspect aandacht had. Dezelfde zorg voor de manier waarop het onderdeel moest passen in het geheel had hij ook, toen de kwestie van de consistorie aan de orde kwam. Dat de nieuw geplande precies in het midden tegen de zuidmuur van de kerk werd opgebouwd leverde (behalve een betere toegang vanuit de consistorie in de kerk) een verhoging van de welstand op. Orde en eenheid werden nagestreefd, waar het nodig was ook met aanpassing aan het oude werk. De vorm van de ramen in het nieuwe muurwerk werd aangepast aan die van de al bestaande puntboogvensters van het oude werk.19) De nieuwe kerk kreeg een regelmatig vierkant grondplan, maar desondanks bleef de oude tweedeling inwendig zowel als uitwendig herkenbaar. Uitwendig doordat ieder van de twee helften van het gebouw een eigen zadeldak kreeg. De twee daken leunen echter op elkaar, zij gaan om zo te zeggen een huwelijk aan. Samen dragen zij de uit het hart van de pittoreske dubbele kap oprijzende elegante dakruiter met open klokkestoel. Een originele en bekwame manier om een bestaand gegeven te verwerken tot een mooie nieuwe vorm. Factoren die de kwaliteit gunstig beïnvloedden Hetgeen bij de verbouwing te Grijpskerke in 1770 tot stand werd gebracht is niet te vergelijken met een centraalbouw op vierkante plattegrond uit de hogere school van de bouwkunst, zoals bijvoorbeeld de Nieuwe Kerk te Haarlem. Het is ook niet het logische vierkant van bijvoorbeeld het kerkje dat in 1783 in Hoofdplaat werd gebouwd. We hebben in Grijpskerke te maken met een vorm die gegroeid is, en waarin elementen uit het verleden met nieuwe zijn samengevoegd tot een organisch geheel. Een gecompliceerde constructie, die aan de kerk de charme geeft van een gebouw dat een eeuwenlange ontstaansgeschiedenis doet vermoeden. Destijds was de kans groter dan in de 1 9e eeuw dat bij zulk een onderneming in een dorp een prestatie werd geleverd van een zekere standing. De directe betrokkenheid van de gewestelijke Staten maakte dat er ruime fondsen beschikbaar waren en dat een architect van „landelijk" niveau bij het werk werd ingeschakeld. Een andere kwaliteitsverhogende factor placht te zijn de belangstelling van de kant van de ambachtsheren. Deze hadden relaties, beschikten over geld, en voorzagen een dorpskerk meermalen van sieraden, die tot hun eigen glorie dienden, maar ook tot verfraaiing van het gebouw. In Grijpskerke was er weliswaar niet een ambachtsheer, die zich met de plaats en haar kerk vereenzelvigde, maar we mogen toch wel aannemen dat van lieden als Daniel Tulleken en Adr. Steengracht, die in 1769 en volgende jaren ieder voor een deel eigenaar waren van het ambacht, via de zijlijn een gunstige invloed zal zijn uitgegaan. Tulleken met name stond bekend als een man van smaak, die kunsten en wetenschappen bevorderde.20) Men vergelijke de situatie van 1 770 met die van een eeuw later. Voor de plafondwijziging die in 1 861 plaats vond werd het ontwerp geleverd (aldus letterlijk de notulen), door de predikant (een 26- jarige theoloog). De uitvoering geschiedde door de plaatselijke timmerman. Het geld moest door de lidmaten worden opgebracht. Een verbetering aan de vensters kon niet doorgaan omdat er geen geld voor was.21) De preekstoel het centrale punt bij de inrichting Ook inwendig blijft na de verbouwing de oude tweebeukigheid herkenbaar. De kerkruimte wordt door een drietal bogen, rustend op twee vrijstaande kolommen en twee muurkolommen, in gelijke helften gedeeld. Overigens niet op een hinderlijke manier. In 1 770 was de tweedeling trouwens nog minder kennelijk dan thans, omdat er niet een plafond was in twee vakken verdeeld, maar een „ziende" kap: de balkconstructie, waar de toren op rust en het overige kapwerk waren niet aan het oog onttrokken. In één van de hoeken is een houten trap naar de kap en de toren geconstrueerd, verborgen achter schotwerk. Deze trap en de hiervoor genoemde kolommen worden als bij de situatie behorende onregelmatigheden geaccepteerd. Voor het overige is de kerk geheel opgevat als een vierkante centraalbouw, met de preekstoel in het hart van de zuidwand. De ingang blijft, als voorheen, aan de westkant, nu met een nieuw portiek. Zij staat dus haaks op de inrichting

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1983 | | pagina 7