24 Nobelpoort Zierikzee (landzijde). Nobelpoort Zierikzee (veldzijde). verre Oosten wisten samen te vatten en zo onder andere scheikunde en algebra tot ontwikkeling brachten en eigenlijk ook de driehoeksmeting uitvonden. Deze uitgebreide cultuur werd in de elfde en twaalfde eeuw aan de Arabische universiteiten in Spanje onderwezen aan studenten van mohammedaanse, joodse en christelijke huize, 't Was Raimond, aartsbisschop van Toledo (1 1 26- 1151) die een school van vertalers oprichtte om de teksten uit 't Arabisch in het latijn te vertalen. Deze wetenschappelijke verhandelingen in 't Latijn werden later, ten behoeve onder andere van de kathedraal bouwers, vertaald in 't Romaans of Picardisch dialect. Daardoor was omstreeks het midden van de twaalfde eeuw de Griekse en Arabische wetenschap voor belangstellenden in het Westen toegankelijk. En is 't waarschijnlijk, dat Villard of zijn 1 2e eeuwse voorgangers in de Scholen van Chartres (destijds geleid door Thierry van Chartres en Guillaume van Conches) en Parijs van dit wetenschappelijke werk kennis hebben genomen. Al stoelde het technisch kunnen van de Middeleeuwse bouwmeesters voor een groot deel op ervaring, toch moet het contact met de wetenschap zeker bijgedragen hebben tot een grotere mathematische nauwkeurigheid bij 't uitwerken van de plannen en de opbouw der grote kathedralen. De leidinggevende bouwmeester, de Meester van den Wercke, ontwierp de plannen en zette het bestek uit. Bouwtekeningen, daterend vóór de veertiende eeuw, zijn zeer zeldzaam, het perkament was te duur, er is wèl een plan van Rombout II Keldermans bewaard voor het kasteel van Schoonhoven uit 1524. In de vroege Middeleeuwen werden vaak houten modellen gemaakt, soms ook van gips, maar deze waren zelden op schaal en werden na gebruik weggegooid. De bouwmeesters hadden een bevoorrechte positie, ze konden iets, dat een ander niet kon en de goede waren schaars. De kanunniken trachtten ze dus door voordelige contracten, voorrechten en uitbetaling in natura vast te houden. Ze kwamen bovendien meestal gratis onderdak, kregen fraaie tabbaerts en pelzen en hoefden geen belasting te betalen of, in geval van oorlog, de stad te verdedigen. Bouwmeesters werden dan ook soms rijk, ze kochten huizen en steengroeven, waardoor ze ook weer steen aan de kerkfabrieken konden verkopen, of stichtten zelf kleine bouwloodsen. Bovendien hadden ze veel extra inkomsten doordat ze, op verzoek, bouwkundige adviezen gaven. Wellicht is het aardig de carrière van de Utrechtse bouwmeester Willem van Boelre eens even na te gaan. In 1395 werd hij als gezel in een loods te werk gesteld, maar tussen 1400- 1415 had hij 't al tot voorman gebracht. In 1412 leverde hij de beelden van de Pieterskerk te Leiden. In 1 433 werd hij bestuurder van het Utrechtse steenbikkersgilde, ontwierp de verbouwing van de Buurkerk en werkte bovendien aan de St. Jan in Den Bosch en aan de Haarlemse St. Bavo. Waarna hij in 1436 de kroon op z'n werk zette, want hij werd toen de bouwmeester van de Dom te Utrecht. De lotgevallen van de Goese Maria Magdalena kerk zijn op deze plaats ook interessant. Doordat Hans, de

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1984 | | pagina 24