12
De herenbank uit 1 655 tegen de torenzijde.
Het koperen doopbekken aan de opgang van de
preekstoel.
Engelenkopje, detail van het houtsnijwerk aan de
preekstoel.
V v
jj KJ
de restauratie van 1 898
vertegenwoordigt.
In de wanden van het koor zijn in
1 898 een zestiental, voor het meren
deel fraaie grafstenen ingemetseld.
Op één na zijn ze in de hoeken alle
voorzien van de symbolen van de
evangelisten. Zo te zien heeft men
eerst de grafstenen tegen de muren
geplaatst en daarna de vloer van het
koor verlaagd om deze gelijk te
leggen met de houten vloer in het
schip. De zerken zitten namelijk
duidelijk te hoog boven de vloer.
In het schip valt het oog direct op de
tegen de noordwand geplaatste
preekstoel uit 1 657. Deze preekstoel
is nog voorzien van het complete
koperen doopbekken aan de opgang,
de koperen zandloperhouder en een
koperen lezenaar uit 1790. Van de
lezenaar is alleen de steun origineel.
Van de oorspronkelijke preekstoel
attributen ontbreekt dus alleen de
kandelaar.
De dooptuin rondom de preekstoel
wordt afgescheiden door een
doophek uit de tweede helft van de
17de eeuw. Onbegrijpelijk dat men in
de tuin een doopvont van een veel te
moderne vormgeving heeft geplaatst,
waarschijnlijke alleen omdat het oude
doopbekken aan de kleine kant en
mogelijk wat minder praktisch is. Ook
de zilveren kandelaar past slecht in
het geheel. Het zou het overwegen
waard zijn om bij doopdiensten de
De 1 7e-eeuwse dooptuin is nog intact. Centraal hierin de preekstoel.
wandelkerk fungeert, maakt dit deel
van het gebouw een vrolijke indruk.
Dit wordt in hoofdzaak veroorzaakt
door het zicht op het koorschot tegen
de achterzijde van de orgelgalerij,
versierd met een schildering van de
Wetgeving op de Sina'i uit 1801 en
door de beschildering van het gewelf,
dat één van de beste onderdelen van